Artikel 28 (Onthouding raadsleden beraadslaging stemming)
1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over:
a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken; b. de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.
2. Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
3. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.
4. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
5. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over:
Dit lid bepaalt dat een raadslid niet mag deelnemen aan de besprekingen (beraadslaging) en het uitbrengen van een stem (stemming) over specifieke onderwerpen die hierna worden genoemd.
a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
Dit sublid specificeert dat de onthouding geldt voor een aangelegenheid die het raadslid direct (rechtstreeks) of indirect (middellijk) persoonlijk betreft, of een aangelegenheid waarbij het raadslid betrokken is in de rol van vertegenwoordiger.
b. de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.
Dit sublid voegt toe dat de onthouding ook geldt voor de vaststelling of goedkeuring van de rekening (financiële verantwoording) van een organisatie (lichaam) waaraan het raadslid verantwoording schuldig is (rekenplichtig is) of tot wiens bestuur het raadslid behoort.
2. Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Dit lid stelt dat artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht, dat handelt over het verbod op vooringenomenheid bij het nemen van besluiten, niet van toepassing is op de beraadslaging en stemming zoals omschreven in het eerste lid van dit artikel.
3. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.
Dit lid definieert dat, in het geval van een schriftelijke stemming, 'deelnemen aan de stemming' concreet inhoudt: het daadwerkelijk inleveren van een stembriefje.
4. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
Dit lid verduidelijkt dat een benoeming een raadslid persoonlijk aangaat (in de zin van lid 1, sub a) op het moment dat dit raadslid deel uitmaakt van de groep personen waaruit gekozen moet worden, omdat de selectie door een voordracht of bij een herstemming tot deze personen is beperkt.
5. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.
Dit lid maakt een uitzondering op de regel in het eerste lid: de verplichting tot onthouding van beraadslaging en stemming geldt niet bij het besluit over de toelating van leden die zijn benoemd na een periodieke verkiezing van de raad.