Uitspraak inhoud

202502041/2/R1.

Datum uitspraak: 2 oktober 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend in Wijlre, gemeente Gulpen-Wittem,

verzoeker,

en

de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2025 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Kleinveldjesweg Wijlre" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[partij (hierna: de initiatiefneemster) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 18 september 2025, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, rechtsbijstandverlener te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.J. Blanken, advocaat te Den Haag, bijgestaan door E.P.G. Lemmen en E.M.G. Haagmans, zijn verschenen. Verder is de initiatiefneemster, bijgestaan door mr. R.T.L.J. Jongen, advocaat te Heerlen, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 4 november 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

3.       Het plan maakt het realiseren van zes levensloopbestendige woningen mogelijk. Het plangebied heeft betrekking op de locatie [locatie 1] in Wijlre, kadastraal bekend als Wijlre, sectie D, nummers 4041 en 4152 (gedeeltelijk). [partij is de initiatiefneemster van het plan en tevens eigenaresse van de betreffende gronden.

4.       [verzoeker] woont in de directe nabijheid van het plangebied op het adres [locatie 2] in Wijlre. Hij kan zich niet verenigen met het plan.

Spoedeisendheid

5.       Op de zitting hebben partijen bevestigd dat er inmiddels een aanvraag voor een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan is ingediend voor de activiteit bouwen. Daarom is er een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

Beoordeling van het verzoek

6.       [verzoeker] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd met het verbod van vooringenomenheid van artikel 2:4 van de Awb en artikel 28 van de Gemeentewet is vastgesteld, omdat raadslid [persoon] zich had behoren te onthouden van deelname aan de beraadslaging en stemming over het besluit tot vaststelling van dit plan.

[verzoeker] voert in dat verband aan dat raadslid [persoon] de zoon is van de initiatiefneemster van het plan. Drie van de zes woningen die het plan mogelijk maakt zullen aan de initiatiefneemster van het plan, en daarmee aan de moeder van raadslid [persoon], en broers en/of zussen van hem toekomen. Verder is het principeverzoek van 27 mei 2021 voor woningbouwontwikkeling op deze locatie mede door raadslid [persoon] bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gulpen-Wittem ingediend. Raadslid [persoon] was in verband met dit principeverzoek samen met zijn moeder aanwezig bij de vergadering van 6 december 2022 van de Stichting Kwaliteitscommissie Limburg. [verzoeker] wijst er ook op dat raadslid [persoon] in december 2023 in een e-mail heeft aangegeven zich volledig afzijdig te houden bij de commissievergadering en de raadsvergadering en ook niet zal meestemmen over dit plan. Uiteindelijk heeft raadslid [persoon] een beslissende stem gehad in de uitkomst tijdens de raadsvergadering op 13 februari 2025 waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld.

6.1.    Artikel 2:4 van de Awb luidt:

"1. Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.

  1. Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden."

Artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van de Gemeentewet luidt:

"1 Een lid van de raad neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over:

a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

[…]

2 Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing."

6.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent voor de behandeling van ingewikkelde juridische vragen. De vraag of in dit geval het bestemmingsplan in strijd met artikel 2:4 van de Awb en/of artikel 28 van de Gemeentewet is vastgesteld, is een dergelijke ingewikkelde juridische vraag. Voor een inhoudelijke beoordeling daarvan is nader onderzoek nodig in de bodemprocedure. Daarbij zal in het licht van de bestendige jurisprudentie van de Afdeling over artikel 2:4 van de Awb en artikel 28 van de Gemeentewet en hun onderlinge verhouding (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ0796, onder 12.5-12.6) ook moeten worden beoordeeld welke betekenis toekomt aan de wijziging van artikel 28 van de Gemeentewet per 1 januari 2023 door de inwerkingtreding van de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur (Stb. 2022, 444). De voorzieningenrechter zal daarom aan de hand van een belangenafweging bepalen of vooruitlopend op de beoordeling in de bodemzaak een voorlopige voorziening moet worden getroffen.

6.3.    Het belang van initiatiefneemster bestaat, zo heeft zij ter zitting toegelicht, onder meer uit het financiële belang gelet op de oplopende (bouw)kosten, om zo snel mogelijk een bouwtitel te verkrijgen om de woningen te kunnen realiseren. De raad heeft ter zitting gewezen op het algemene belang bij woningbouw in Wijlre om te voorzien in de lokale woningbehoefte.

Daar tegenover staat het belang van [verzoeker], die wil voorkomen dat er onomkeerbare gevolgen optreden voor zijn woon- en leefklimaat ingeval uitvoering wordt gegeven aan het plan, gelet op de korte afstand tussen zijn woonperceel en het plangebied en het open karakter van deze omgeving aan de rand van het dorp.

6.4.    Hoewel de voorzieningenrechter zich bewust is van het belang van initiatiefneemster en de raad bij het spoedig kunnen realiseren van de woningen, kan aan dat belang in dit geval geen zwaarder gewicht worden toegekend dan aan het belang van [verzoeker]. De voorzieningenrechter acht het onwenselijk als, vooruitlopend op het antwoord op de vraag of in dit geval het bestemmingsplan in strijd met artikel 2:4 van de Awb en/of artikel 28 van de Gemeentewet is vastgesteld, waarmee het voorkomen van een vorm van schijn van partijdige en niet-integere besluitvorming is gemoeid, een onomkeerbare situatie zou ontstaan. Daarvan zal sprake kunnen zijn als met de uitvoering van voorbereidende werkzaamheden wordt begonnen, een omgevingsvergunning op basis van het bestemmingsplan voor de bouw van voorziene woningen wordt verleend, die vervolgens ook onherroepelijk kan worden, en het vergunde bouwplan daarna wordt uitgevoerd.

6.5.    De voorzieningenrechter ziet, gelet op de afweging van de belangen van de initiatiefneemster, de raad en [verzoeker], daarom aanleiding om het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te schorsen.

Conclusie

7.       Gelet op het voorgaande moet het verzoek worden toegewezen. De overige beroepsgronden behoeven op dit moment geen bespreking.

8.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek toe;

II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 13 februari 2025 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woningbouw Kleinveldjesweg Wijlre";

III.      veroordeelt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem tot vergoeding van de bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand;

IV.     gelast dat de raad van de gemeente Gulpen-Wittem aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 194,00.

Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Lammers, griffier.

w.g. Van den Biggelaar

voorzieningenrechter

w.g. Lammers

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2025

890