Artikel 373 (Wijziging of beëindiging lopende overeenkomsten)
1. Als de schuldenaar verkeert in een toestand als bedoeld in artikel 370, eerste lid, kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, aan een wederpartij met wie de schuldenaar een overeenkomst heeft gesloten, een voorstel doen tot wijziging of beëindiging van die overeenkomst. Stemt de wederpartij niet in met het voorstel, dan kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige de overeenkomst tussentijds doen opzeggen, mits een akkoord is aangeboden dat overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank wordt gehomologeerd en de rechtbank daarbij toestemming geeft voor deze eenzijdige opzegging. De opzegging vindt in dat geval van rechtswege plaats op de dag waarop het akkoord door de rechtbank is gehomologeerd tegen een door de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige gestelde termijn. Komt deze termijn de rechtbank niet redelijk voor, dan kan zij bij de verlening van de toestemming een langere termijn vaststellen, met dien verstande, dat een termijn van drie maanden vanaf de homologatie van het akkoord in elk geval voldoende is.
2. Na de eenzijdige opzegging, bedoeld in het eerste lid, heeft de wederpartij recht op vergoeding van de schade die hij lijdt vanwege de beëindiging van de overeenkomst. Afdeling 10 van Titel 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing. Het akkoord, bedoeld in artikel 370, eerste lid, kan voorzien in een wijziging van het toekomstige recht op schadevergoeding.
3. Het voorbereiden en aanbieden van een akkoord als bedoeld artikel 370, eerste lid, en de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, alsmede gebeurtenissen en handelingen die daarmee of met de uitvoering van het akkoord rechtstreeks verband houden en daarvoor redelijkerwijs noodzakelijk zijn, zoals het verzoek tot en de afkondiging van een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376, zijn geen grond voor wijziging van verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar, voor opschorting van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar en voor ontbinding van een met de schuldenaar gesloten overeenkomst.
4. Is overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode afgekondigd, dan geldt tijdens die periode dat een verzuim van de schuldenaar in de voldoening van een schuld die is ontstaan vóór de afkoelingsperiode, geen grond is voor de wijziging van verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar, voor opschorting van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar en voor ontbinding van een met de schuldenaar gesloten overeenkomst voor zover zekerheid is gesteld voor de nakoming van de nieuwe verplichtingen die ontstaan tijdens de afkoelingsperiode.
Uitleg in duidelijke taal
1. Als de schuldenaar verkeert in een toestand als bedoeld in artikel 370, eerste lid, kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, aan een wederpartij met wie de schuldenaar een overeenkomst heeft gesloten, een voorstel doen tot wijziging of beëindiging van die overeenkomst. Stemt de wederpartij niet in met het voorstel, dan kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige de overeenkomst tussentijds doen opzeggen, mits een akkoord is aangeboden dat overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank wordt gehomologeerd en de rechtbank daarbij toestemming geeft voor deze eenzijdige opzegging. De opzegging vindt in dat geval van rechtswege plaats op de dag waarop het akkoord door de rechtbank is gehomologeerd tegen een door de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige gestelde termijn. Komt deze termijn de rechtbank niet redelijk voor, dan kan zij bij de verlening van de toestemming een langere termijn vaststellen, met dien verstande, dat een termijn van drie maanden vanaf de homologatie van het akkoord in elk geval voldoende is.
Dit betekent dat indien de schuldenaar zich in een situatie bevindt zoals omschreven in artikel 370, eerste lid, de schuldenaar, of de eventueel aangewezen herstructureringsdeskundige, een voorstel kan doen aan een wederpartij waarmee de schuldenaar een overeenkomst heeft, om die overeenkomst te wijzigen of te beëindigen. Indien de wederpartij niet akkoord gaat met dit voorstel, dan heeft de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige de mogelijkheid om de overeenkomst tussentijds op te zeggen. Dit kan echter alleen als er een akkoord is aangeboden dat volgens artikel 384 door de rechtbank wordt goedgekeurd (gehomologeerd) en de rechtbank tevens toestemming verleent voor deze eenzijdige opzegging. In dat scenario vindt de opzegging automatisch (van rechtswege) plaats op de dag dat de rechtbank het akkoord homologeert, met inachtneming van een termijn die door de schuldenaar of herstructureringsdeskundige is bepaald. Mocht de rechtbank deze termijn niet redelijk achten, dan kan de rechtbank bij het geven van toestemming een langere termijn bepalen, met dien verstande dat een periode van drie maanden na de homologatie van het akkoord altijd als voldoende wordt beschouwd.
2. Na de eenzijdige opzegging, bedoeld in het eerste lid, heeft de wederpartij recht op vergoeding van de schade die hij lijdt vanwege de beëindiging van de overeenkomst. Afdeling 10 van Titel 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing. Het akkoord, bedoeld in artikel 370, eerste lid, kan voorzien in een wijziging van het toekomstige recht op schadevergoeding.
Dit betekent dat na de eenzijdige opzegging zoals beschreven in het eerste lid, de wederpartij recht heeft op compensatie voor de schade die deze lijdt als gevolg van de beëindiging van de overeenkomst. De bepalingen van Afdeling 10 van Titel 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn hierop van toepassing. Het akkoord, zoals genoemd in artikel 370, eerste lid, kan een regeling bevatten die het toekomstige recht op schadevergoeding wijzigt.
3. Het voorbereiden en aanbieden van een akkoord als bedoeld artikel 370, eerste lid, en de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, alsmede gebeurtenissen en handelingen die daarmee of met de uitvoering van het akkoord rechtstreeks verband houden en daarvoor redelijkerwijs noodzakelijk zijn, zoals het verzoek tot en de afkondiging van een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376, zijn geen grond voor wijziging van verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar, voor opschorting van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar en voor ontbinding van een met de schuldenaar gesloten overeenkomst.
Dit betekent dat het proces van het voorbereiden en aanbieden van een akkoord zoals bedoeld in artikel 370, eerste lid, en de benoeming van een herstructureringsdeskundige zoals bedoeld in artikel 371, niet als redenen mogen worden gebruikt om verbintenissen of verplichtingen ten opzichte van de schuldenaar te wijzigen. Hetzelfde geldt voor gebeurtenissen en handelingen die direct verband houden met dit proces of met de uitvoering van het akkoord en die redelijkerwijs noodzakelijk zijn, zoals het aanvragen en afkondigen van een afkoelingsperiode (artikel 376). Dergelijke acties zijn evenmin een grond voor het opschorten van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar of voor het ontbinden van een overeenkomst die met de schuldenaar is gesloten.
4. Is overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode afgekondigd, dan geldt tijdens die periode dat een verzuim van de schuldenaar in de voldoening van een schuld die is ontstaan vóór de afkoelingsperiode, geen grond is voor de wijziging van verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar, voor opschorting van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar en voor ontbinding van een met de schuldenaar gesloten overeenkomst voor zover zekerheid is gesteld voor de nakoming van de nieuwe verplichtingen die ontstaan tijdens de afkoelingsperiode.
Dit betekent dat als er conform artikel 376 een afkoelingsperiode is ingesteld, het volgende geldt gedurende die periode: een tekortkoming van de schuldenaar in het betalen van een schuld die al bestond vóór het begin van de afkoelingsperiode, vormt geen reden om verbintenissen of verplichtingen ten opzichte van de schuldenaar te wijzigen. Het is ook geen reden voor het opschorten van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar of voor het ontbinden van een overeenkomst met de schuldenaar. Deze bescherming geldt echter alleen voor zover er zekerheid is gegeven voor de nakoming van nieuwe verplichtingen die tijdens de afkoelingsperiode ontstaan.