Artikel 370 (Aanbieden onderhands akkoord: voorwaarden en procedure)
1. Als een schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan, kan hij zijn schuldeisers en zijn aandeelhouders, of een aantal van hen, een akkoord aanbieden dat voorziet in een wijziging van hun rechten en dat door de rechtbank overeenkomstig artikel 384 kan worden gehomologeerd.
2. Als een derde, waaronder een borg en een medeschuldenaar, aansprakelijk is voor een schuld van de schuldenaar aan een schuldeiser als bedoeld in het eerste lid of op enigerlei wijze zekerheid heeft gesteld voor de betaling van die schuld, is artikel 160 Fw van overeenkomstige toepassing, behoudens voor zover het een akkoord betreft als bedoeld in artikel 372, eerste lid. De derde kan voor het bedrag dat hij na de homologatie van het akkoord voldoet aan de schuldeiser geen verhaal nemen op de schuldenaar. Voldoet de derde een schuld van de schuldenaar of een deel daarvan, terwijl de schuldeiser voor die schuld of dat deel van de schuld op basis van het akkoord ook rechten aangeboden krijgt, dan gaan die rechten van rechtswege over op de derde indien en voor zover de schuldeiser als gevolg van de betaling van de derde en de op basis van het akkoord toegekende rechten, waarde zou ontvangen die het bedrag van zijn vordering, zoals deze bestond voor de homologatie van het akkoord, te boven gaat.
3. Zodra de schuldenaar start met de voorbereiding van een akkoord, deponeert hij een verklaring waaruit dit blijkt ter griffie van de rechtbank, alwaar deze gedurende uiterlijk één jaar zal blijven liggen. Is bij de door de schuldenaar gedreven onderneming krachtens wettelijke bepalingen een ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging ingesteld, dan blijkt uit de startverklaring op welke wijze de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging over de start van de voorbereiding van een akkoord is geïnformeerd. De deponering geschiedt kosteloos. Nadat de schuldenaar het akkoord aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders voorlegt, kunnen zij de verklaring kosteloos inzien totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek, bedoeld in artikel 383, eerste lid, dan wel totdat het verslag, bedoeld in artikel 382, is gedeponeerd en de schuldenaar daarin meedeelt dat hij een dergelijk verzoek niet zal indienen.
4. Biedt de schuldenaar het akkoord aan in het kader van een openbare akkoordprocedure buiten faillissement, dan verzoekt hij zodra de rechter voor het eerst een beslissing heeft genomen op basis van deze afdeling, de griffier van de rechtbank Den Haag onverwijld in het register, bedoeld in de artikelen 19 en 19a, en in de Staatscourant melding te maken van de gegevens, bedoeld in artikel 24 van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening.
5. Als de schuldenaar een rechtspersoon is, heeft het bestuur voor het aanbieden van een akkoord als bedoeld in het eerste lid en de uitvoering van een akkoord dat overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank is gehomologeerd geen instemming nodig van de algemene vergadering of een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding en, voor zover en voor zolang de volgende afwijkingen nodig zijn en zonder afbreuk te doen aan het beginsel van gelijke behandeling van aandeelhouders, zijn de artikelen 38, 96, 96a, 99, 100 lid 1, 107a en 108a en titel 5.3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede artikel 5:25ka van de Wet op het financieel toezicht en eventuele statutaire bepalingen of tussen de rechtspersoon en haar aandeelhouders dan wel tussen twee of meer aandeelhouders onderling overeengekomen regelingen ten aanzien van de besluitvorming door de algemene vergadering of een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding, niet van toepassing. Voor zover de uitvoering van een akkoord een besluit van de algemene vergadering of een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding vereist, treedt het akkoord dat overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank is gehomologeerd daarvoor in de plaats.
Uitleg in duidelijke taal
1. Als een schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan, kan hij zijn schuldeisers en zijn aandeelhouders, of een aantal van hen, een akkoord aanbieden dat voorziet in een wijziging van hun rechten en dat door de rechtbank overeenkomstig artikel 384 kan worden gehomologeerd.
Dit lid bepaalt dat indien een schuldenaar zich in een situatie bevindt (verkeert in een toestand) waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij niet zal kunnen doorgaan met het betalen van zijn schulden, hij de mogelijkheid heeft om zijn schuldeisers en zijn aandeelhouders, of een deel van hen, een akkoord voor te stellen. Dit akkoord moet een wijziging van hun rechten inhouden en kan door de rechtbank worden goedgekeurd (gehomologeerd) conform de procedure beschreven in artikel 384.
2. Als een derde, waaronder een borg en een medeschuldenaar, aansprakelijk is voor een schuld van de schuldenaar aan een schuldeiser als bedoeld in het eerste lid of op enigerlei wijze zekerheid heeft gesteld voor de betaling van die schuld, is artikel 160 Fw van overeenkomstige toepassing, behoudens voor zover het een akkoord betreft als bedoeld in artikel 372, eerste lid. De derde kan voor het bedrag dat hij na de homologatie van het akkoord voldoet aan de schuldeiser geen verhaal nemen op de schuldenaar. Voldoet de derde een schuld van de schuldenaar of een deel daarvan, terwijl de schuldeiser voor die schuld of dat deel van de schuld op basis van het akkoord ook rechten aangeboden krijgt, dan gaan die rechten van rechtswege over op de derde indien en voor zover de schuldeiser als gevolg van de betaling van de derde en de op basis van het akkoord toegekende rechten, waarde zou ontvangen die het bedrag van zijn vordering, zoals deze bestond voor de homologatie van het akkoord, te boven gaat.
Dit lid behandelt de positie van een derde partij, zoals een borg of een medeschuldenaar, die aansprakelijk is voor een schuld van de schuldenaar (zoals bedoeld in het eerste lid) of op enige manier zekerheid heeft gegeven voor de betaling van die schuld. In dat geval is artikel 160 van de Faillissementswet (Fw) op een vergelijkbare manier van toepassing, uitgezonderd (behoudens) de situatie waarin het een akkoord betreft zoals omschreven in artikel 372, eerste lid. De derde kan het bedrag dat hij na de goedkeuring (homologatie) van het akkoord aan de schuldeiser betaalt, niet terugvorderen (geen verhaal nemen) van de schuldenaar. Als de derde een schuld van de schuldenaar (of een deel ervan) betaalt, terwijl de schuldeiser voor diezelfde schuld (of dat deel) op basis van het akkoord ook rechten krijgt aangeboden, dan gaan die rechten automatisch (van rechtswege) over op de derde. Dit gebeurt alleen indien en voor zover de schuldeiser, als gevolg van de betaling door de derde en de rechten toegekend op basis van het akkoord, een waarde zou ontvangen die hoger is dan het bedrag van zijn vordering zoals die was vóór de homologatie van het akkoord.
3. Zodra de schuldenaar start met de voorbereiding van een akkoord, deponeert hij een verklaring waaruit dit blijkt ter griffie van de rechtbank, alwaar deze gedurende uiterlijk één jaar zal blijven liggen. Is bij de door de schuldenaar gedreven onderneming krachtens wettelijke bepalingen een ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging ingesteld, dan blijkt uit de startverklaring op welke wijze de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging over de start van de voorbereiding van een akkoord is geïnformeerd. De deponering geschiedt kosteloos. Nadat de schuldenaar het akkoord aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders voorlegt, kunnen zij de verklaring kosteloos inzien totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek, bedoeld in artikel 383, eerste lid, dan wel totdat het verslag, bedoeld in artikel 382, is gedeponeerd en de schuldenaar daarin meedeelt dat hij een dergelijk verzoek niet zal indienen.
Dit lid schrijft voor dat zodra de schuldenaar begint met het voorbereiden van een akkoord, hij een verklaring waaruit dit blijkt moet neerleggen (deponeert) bij de administratie (griffie) van de rechtbank. Deze verklaring blijft daar maximaal één jaar liggen. Als de onderneming die door de schuldenaar wordt gedreven, volgens wettelijke bepalingen een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging heeft ingesteld, dan moet uit de startverklaring blijken hoe de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is geïnformeerd over de start van de voorbereiding van het akkoord. Het deponeren gebeurt kosteloos. Nadat de schuldenaar het akkoord voorlegt aan de schuldeisers en aandeelhouders die stemrecht hebben, kunnen zij de verklaring kosteloos inzien. Dit kan totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek tot goedkeuring (homologatie), bedoeld in artikel 383, eerste lid, óf totdat het verslag over de stemming, bedoeld in artikel 382, is gedeponeerd en de schuldenaar daarin meedeelt dat hij geen verzoek tot goedkeuring zal indienen.
4. Biedt de schuldenaar het akkoord aan in het kader van een openbare akkoordprocedure buiten faillissement, dan verzoekt hij zodra de rechter voor het eerst een beslissing heeft genomen op basis van deze afdeling, de griffier van de rechtbank Den Haag onverwijld in het register, bedoeld in de artikelen 19 en 19a, en in de Staatscourant melding te maken van de gegevens, bedoeld in artikel 24 van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening.
Dit lid is van toepassing als de schuldenaar het akkoord aanbiedt als onderdeel van een openbare akkoordprocedure buiten een faillissement. Zodra de rechter voor de eerste keer een beslissing heeft genomen op grond van deze afdeling (van de wet), verzoekt de schuldenaar de griffier van de rechtbank Den Haag onmiddellijk (onverwijld) om in het register (bedoeld in de artikelen 19 en 19a van de Faillissementswet) en in de Staatscourant melding te maken van de gegevens. Het gaat hierbij om de gegevens die worden genoemd in artikel 24 van de Europese verordening waarnaar verwezen wordt in artikel 5, derde lid (van de Faillissementswet).
5. Als de schuldenaar een rechtspersoon is, heeft het bestuur voor het aanbieden van een akkoord als bedoeld in het eerste lid en de uitvoering van een akkoord dat overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank is gehomologeerd geen instemming nodig van de algemene vergadering of een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding en, voor zover en voor zolang de volgende afwijkingen nodig zijn en zonder afbreuk te doen aan het beginsel van gelijke behandeling van aandeelhouders, zijn de artikelen 38, 96, 96a, 99, 100 lid 1, 107a en 108a en titel 5.3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede artikel 5:25ka van de Wet op het financieel toezicht en eventuele statutaire bepalingen of tussen de rechtspersoon en haar aandeelhouders dan wel tussen twee of meer aandeelhouders onderling overeengekomen regelingen ten aanzien van de besluitvorming door de algemene vergadering of een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding, niet van toepassing. Voor zover de uitvoering van een akkoord een besluit van de algemene vergadering of een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding vereist, treedt het akkoord dat overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank is gehomologeerd daarvoor in de plaats.
Dit lid bepaalt dat als de schuldenaar een rechtspersoon is, het bestuur voor het aanbieden van een akkoord (zoals bedoeld in het eerste lid) en voor de uitvoering van een akkoord dat door de rechtbank is goedgekeurd (gehomologeerd) overeenkomstig artikel 384, geen toestemming (instemming) nodig heeft van de algemene vergadering (AV) of van een vergadering van houders van aandelen van een specifieke soort of aanduiding. Bovendien zijn, voor zover en voor zolang de genoemde afwijkingen nodig zijn en zonder het principe van gelijke behandeling van aandeelhouders te schenden, de opgesomde artikelen (38, 96, 96a, 99, 100 lid 1, 107a en 108a en titel 5.3 van Boek 2 BW), artikel 5:25ka van de Wet op het financieel toezicht, en eventuele statutaire bepalingen of onderlinge regelingen (tussen de rechtspersoon en haar aandeelhouders, of tussen aandeelhouders onderling) betreffende de besluitvorming door de AV of een specifieke aandeelhoudersvergadering, niet van toepassing. Voor zover de uitvoering van een akkoord normaliter een besluit van de AV of een vergadering van specifieke aandeelhouders zou vereisen, neemt het door de rechtbank gehomologeerde akkoord de plaats in van dat besluit.