Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Tweede afdeling. Van de gevolgen der faillietverklaring
Artikel 21

Artikel 21 (Goederen en inkomsten buiten faillissement)

Laatste versie

Niettemin blijven buiten het faillissement: 1°. de niet-bovenmatige roerende zaken en gezelschapsdieren vermeld in artikel 447 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, tenzij in het faillissement schuldeisers opkomen wegens vorderingen vermeld in artikel 448 van genoemd Wetboek, alsmede het auteursrecht in de gevallen waarin het niet vatbaar is voor beslag; 2°. hetgeen de gefailleerde door persoonlijke werkzaamheid, of als bezoldiging wegens een ambt of bediening, of als soldij, gagement, pensioen of onderstand, gedurende het faillissement verkrijgt, indien en voorzover de rechter-commissaris zulks bepaalt; 3°. de gelden, die aan de gefailleerde verstrekt worden ter voldoening aan een wettelijke onderhoudsplicht; 4°. een door de rechter-commissaris te bepalen bedrag uit de opbrengst van het in artikel 253l, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vruchtgenot, ter bestrijding van de in artikel 253l, derde lid van Boek 1 van dat wetboek vermelde lasten en van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. 5°. het ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de kas der gerechtelijke consignaties gestorte bedrag; 6°. de goederen bedoeld in artikel 60a, derde lid; 7°. een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor zover de ter zake ingelegde bedragen voor de heffing van de inkomstenbelasting in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning.

Uitleg in duidelijke taal

Niettemin blijven buiten het faillissement:

Dit betekent dat, ondanks de algemene regels van een faillissement, bepaalde zaken en inkomsten niet tot de failliete boedel behoren.

1°. de niet-bovenmatige roerende zaken en gezelschapsdieren vermeld in artikel 447 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, tenzij in het faillissement schuldeisers opkomen wegens vorderingen vermeld in artikel 448 van genoemd Wetboek, alsmede het auteursrecht in de gevallen waarin het niet vatbaar is voor beslag;

Dit betreft roerende zaken (verplaatsbare spullen) en gezelschapsdieren die niet als buitensporig worden beschouwd en die zijn opgesomd in artikel 447 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze blijven buiten het faillissement, tenzij er in het faillissement schuldeisers zijn met vorderingen zoals genoemd in artikel 448 van datzelfde Wetboek. Ook het auteursrecht valt buiten het faillissement in situaties waarin het niet voor beslaglegging in aanmerking komt.

2°. hetgeen de gefailleerde door persoonlijke werkzaamheid, of als bezoldiging wegens een ambt of bediening, of als soldij, gagement, pensioen of onderstand, gedurende het faillissement verkrijgt, indien en voorzover de rechter-commissaris zulks bepaalt;

Dit verwijst naar inkomsten die de failliet verklaarde persoon tijdens het faillissement verwerft door eigen werk, of als salaris voor een ambt of functie, of als soldij (loon voor militairen), gagement (loon voor artiesten), pensioen of een uitkering (onderstand). Deze inkomsten blijven buiten het faillissement, maar alleen als en voor zover de rechter-commissaris dit beslist.

3°. de gelden, die aan de gefailleerde verstrekt worden ter voldoening aan een wettelijke onderhoudsplicht;

Dit gaat om geldbedragen die aan de failliet verklaarde persoon worden gegeven om te kunnen voldoen aan een wettelijke plicht tot levensonderhoud (bijvoorbeeld alimentatie die de gefailleerde ontvangt).

4°. een door de rechter-commissaris te bepalen bedrag uit de opbrengst van het in artikel 253l, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vruchtgenot, ter bestrijding van de in artikel 253l, derde lid van Boek 1 van dat wetboek vermelde lasten en van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.

Dit betreft een bedrag dat de rechter-commissaris vaststelt. Dit bedrag komt uit de opbrengsten van het vruchtgenot zoals omschreven in artikel 253l, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het is bedoeld om de lasten te dekken die in artikel 253l, derde lid, van Boek 1 van datzelfde wetboek staan, en om de kosten voor de verzorging en opvoeding van het kind te betalen.

5°. het ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de kas der gerechtelijke consignaties gestorte bedrag;

Dit verwijst naar het bedrag dat overeenkomstig artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is gestort in de kas voor gerechtelijke consignaties (een bewaarplaats voor gelden waarover een geschil is of die nog niet aan de rechthebbende kunnen worden uitgekeerd).

6°. de goederen bedoeld in artikel 60a, derde lid;

Dit zijn de goederen die worden genoemd in artikel 60a, derde lid (van de Faillissementswet zelf, wordt hier geïmpliceerd).

7°. een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor zover de ter zake ingelegde bedragen voor de heffing van de inkomstenbelasting in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning.

Dit betreft een recht op het geld op een lijfrenterekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht, zoals gedefinieerd in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Deze aanspraak blijft buiten het faillissement voor zover de bedragen die hiervoor zijn ingelegd, aftrekbaar waren voor de inkomstenbelasting bij het vaststellen van het belastbare inkomen uit werk en woning.