Artikel 15b (Omzetting faillissement naar schuldsaneringsregeling)
1. Indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3, eerste lid, geen verzoek tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar, kan de rechtbank, totdat de verificatievergadering is gehouden of, indien de verificatievergadering achterwege blijft, totdat de rechter-commissaris de beschikkingen als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, heeft gegeven, op verzoek van de gefailleerde diens faillissement opheffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III.
2. De gefailleerde dient daartoe een verzoek als bedoeld in artikel 284 in bij de rechtbank waar de aangifte of het verzoek tot faillietverklaring werd ingediend. Het derde lid van artikel 284 is niet van toepassing.
3. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. indien het faillissement is uitgesproken terwijl de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaar van toepassing was; b. indien de schuldenaar in staat van faillissement verkeert door beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling; c. indien het faillissement is uitgesproken op grond van artikel 340, vierde lid.
4. Alvorens te beslissen kan de rechtbank de gefailleerde, de rechter-commissaris en de curator oproepen om te worden gehoord. Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
5. Bij toewijzing van het verzoek, spreekt de rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit.
6. Van de opheffing van het faillissement wordt door de griffier kennis gegeven in de aankondiging die is voorgeschreven in artikel 293. Indien in het faillissement overeenkomstig artikel 108 reeds het tijdstip voor de verificatievergadering was bepaald, zal in die aankondiging tevens mededeling worden gedaan dat die verificatievergadering niet zal worden gehouden.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3, eerste lid, geen verzoek tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar, kan de rechtbank, totdat de verificatievergadering is gehouden of, indien de verificatievergadering achterwege blijft, totdat de rechter-commissaris de beschikkingen als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, heeft gegeven, op verzoek van de gefailleerde diens faillissement opheffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III.
- Als redelijkerwijs niet kan worden vastgesteld dat de gefailleerde door aan hem te wijten (toe te rekenen) omstandigheden niet binnen de gestelde termijn (zoals genoemd in artikel 3, eerste lid) een verzoek voor de schuldsaneringsregeling heeft ingediend.
- Of als het faillissement is uitgesproken nadat de schuldenaar zelf faillissement heeft aangevraagd (eigen aangifte).
2. De gefailleerde dient daartoe een verzoek als bedoeld in artikel 284 in bij de rechtbank waar de aangifte of het verzoek tot faillietverklaring werd ingediend. Het derde lid van artikel 284 is niet van toepassing.
Dit lid stelt dat de gefailleerde hiervoor een verzoek moet indienen bij de rechtbank. Dit verzoek is zoals omschreven in artikel 284 van de Faillissementswet. Het verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank waar de oorspronkelijke aangifte van faillissement of het verzoek tot faillietverklaring is behandeld. Een specifieke bepaling, namelijk het derde lid van artikel 284, is in dit geval niet van toepassing.
3. Het eerste lid is niet van toepassing:
Dit lid geeft aan in welke situaties de mogelijkheid, beschreven in het eerste lid, om een faillissement om te zetten in een schuldsaneringsregeling, niet geldt.
a. indien het faillissement is uitgesproken terwijl de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaar van toepassing was;
Dit betekent dat het eerste lid niet van toepassing is als het faillissement werd uitgesproken op een moment dat de schuldsaneringsregeling al voor de schuldenaar gold.
b. indien de schuldenaar in staat van faillissement verkeert door beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
Dit betekent dat het eerste lid niet van toepassing is als de schuldenaar failliet is gegaan als direct gevolg van het beëindigen van een eerdere schuldsaneringsregeling.
c. indien het faillissement is uitgesproken op grond van artikel 340, vierde lid.
Dit betekent dat het eerste lid niet van toepassing is als het faillissement is uitgesproken op basis van de bepalingen in artikel 340, vierde lid, van de Faillissementswet (dit artikel handelt over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling en directe faillietverklaring).
4. Alvorens te beslissen kan de rechtbank de gefailleerde, de rechter-commissaris en de curator oproepen om te worden gehoord. Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
Dit lid bepaalt dat de rechtbank, voordat zij een beslissing neemt over het verzoek, de gefailleerde, de rechter-commissaris (de rechter die toezicht houdt op het faillissement) en de curator (de beheerder van de failliete boedel) kan oproepen om hun mening te geven (gehoord te worden). De bepalingen van artikel 6, tweede lid, zijn hierbij van toepassing (dit artikel regelt doorgaans de wijze van horen).
5. Bij toewijzing van het verzoek, spreekt de rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit.
Dit lid stelt dat als de rechtbank het verzoek van de gefailleerde goedkeurt (toewijst), zij formeel uitspreekt dat de schuldsaneringsregeling definitief van toepassing wordt.
6. Van de opheffing van het faillissement wordt door de griffier kennis gegeven in de aankondiging die is voorgeschreven in artikel 293. Indien in het faillissement overeenkomstig artikel 108 reeds het tijdstip voor de verificatievergadering was bepaald, zal in die aankondiging tevens mededeling worden gedaan dat die verificatievergadering niet zal worden gehouden.
Dit lid regelt de bekendmaking. De griffier (secretaris van de rechtbank) maakt de opheffing van het faillissement bekend via de publicatie die is voorgeschreven in artikel 293. Als er in het faillissement al een datum was vastgesteld voor de verificatievergadering (volgens artikel 108), dan wordt in diezelfde aankondiging ook vermeld dat deze vergadering niet meer zal plaatsvinden.