Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Vijfde afdeling. Van de verificatie der schuldvorderingen
Artikel 131

Artikel 131 (Waardering schuldvorderingen faillissementsverificatie)

Laatste versie

1. Een vordering, waarvan het tijdstip der opeisbaarheid onzeker is, of welke recht geeft op periodieke uitkeringen, wordt geverifieerd voor haar waarde op de dag der faillietverklaring.

2. Alle schuldvorderingen, vervallende binnen één jaar na de dag, waarop het faillissement is aangevangen, worden behandeld, alsof zij op dat tijdstip opeisbaar waren. Alle later dan één jaar daarna vervallende schuldvorderingen worden geverifieerd voor de waarde, die zij hebben na verloop van een jaar sedert de aanvang van het faillissement.

3. Bij de berekening wordt uitsluitend gelet op het tijdstip en de wijze van aflossing, het kansgenot, waar dit bestaat, en, indien de vordering rentedragend is, op de bedongen rentevoet.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een vordering, waarvan het tijdstip der opeisbaarheid onzeker is, of welke recht geeft op periodieke uitkeringen, wordt geverifieerd voor haar waarde op de dag der faillietverklaring.

Dit lid stelt letterlijk dat een vordering, waarvan het tijdstip der opeisbaarheid onzeker is, of een vordering die recht geeft op periodieke uitkeringen, wordt geverifieerd voor haar waarde op de dag der faillietverklaring.

2. Alle schuldvorderingen, vervallende binnen één jaar na de dag, waarop het faillissement is aangevangen, worden behandeld, alsof zij op dat tijdstip opeisbaar waren. Alle later dan één jaar daarna vervallende schuldvorderingen worden geverifieerd voor de waarde, die zij hebben na verloop van een jaar sedert de aanvang van het faillissement.

Dit lid bepaalt letterlijk dat alle schuldvorderingen, die vervallende zijn binnen één jaar na de dag, waarop het faillissement is aangevangen, worden behandeld, alsof zij op dat tijdstip opeisbaar waren. Verder stelt dit lid dat alle schuldvorderingen die later dan één jaar daarna vervallende zijn, worden geverifieerd voor de waarde, die zij hebben na verloop van een jaar sedert de aanvang van het faillissement.

3. Bij de berekening wordt uitsluitend gelet op het tijdstip en de wijze van aflossing, het kansgenot, waar dit bestaat, en, indien de vordering rentedragend is, op de bedongen rentevoet.

Dit lid specificeert letterlijk dat bij de berekening (van de waarde van de vorderingen) uitsluitend gelet wordt op de volgende factoren:

  • het tijdstip en de wijze van aflossing;
  • het kansgenot, waar dit bestaat;
  • en, indien de vordering rentedragend is, op de bedongen rentevoet.