Artikel 126 (Verzet gefailleerde tegen toelating vordering)
1. Ook de gefailleerde is bevoegd, onder summiere opgaaf zijner gronden, tegen de toelating ener vordering, hetzij voor het geheel, hetzij voor een gedeelte, of tegen de erkenning van de beweerde voorrang, zich te verzetten. In dit geval geschiedt in het proces-verbaal aantekening van de betwisting en van haar gronden, zonder verwijzing van partijen naar de rechtbank, en zonder dat daardoor de erkenning der vordering in het faillissement wordt verhinderd.
2. Betwisting, waarvoor geen gronden worden opgegeven, of welke niet de gehele vordering omvat en toch niet uitdrukkelijk aanwijst, welk deel wordt erkend, en welk betwist, wordt niet als betwisting aangemerkt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Ook de gefailleerde is bevoegd, onder summiere opgaaf zijner gronden, tegen de toelating ener vordering, hetzij voor het geheel, hetzij voor een gedeelte, of tegen de erkenning van de beweerde voorrang, zich te verzetten. In dit geval geschiedt in het proces-verbaal aantekening van de betwisting en van haar gronden, zonder verwijzing van partijen naar de rechtbank, en zonder dat daardoor de erkenning der vordering in het faillissement wordt verhinderd.
Dit lid bepaalt dat de failliet verklaarde persoon (de gefailleerde) eveneens het recht heeft (bevoegd is) om bezwaar te maken (zich te verzetten) tegen het goedkeuren (toelating) van een schuldvordering. Dit bezwaar kan betrekking hebben op de gehele vordering of slechts een deel ervan, of op de erkenning van een geclaimde (beweerde) voorrang. Dit moet gebeuren onder een beknopte (summiere) opgave van zijn redenen (gronden). Als de gefailleerde dit doet, wordt de betwisting en de redenen daarvoor vastgelegd (aantekening) in het officiële verslag (proces-verbaal). Dit gebeurt zonder dat de partijen naar de rechtbank worden verwezen en zonder dat hierdoor de erkenning van de vordering in het faillissement wordt tegengehouden (verhinderd).
2. Betwisting, waarvoor geen gronden worden opgegeven, of welke niet de gehele vordering omvat en toch niet uitdrukkelijk aanwijst, welk deel wordt erkend, en welk betwist, wordt niet als betwisting aangemerkt.
Dit lid stelt dat een bezwaar (betwisting) niet als een officieel bezwaar wordt beschouwd (niet als betwisting aangemerkt) indien er geen redenen (gronden) voor het bezwaar worden gegeven. Hetzelfde geldt wanneer het bezwaar niet de volledige vordering betreft (niet de gehele vordering omvat) en er bovendien niet expliciet (uitdrukkelijk) wordt aangegeven welk deel van de vordering wel wordt geaccepteerd (erkend) en welk deel wordt betwist.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:853
ECLI:NL:HR:2016:759 - Verjaring Executoriale Titel uit Faillissement Gelijkgesteld aan Rechterlijk Vonnis
De bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een proces-verbaal van een verificatievergadering verjaart, net als een rechterlijk vonnis, na twintig jaar conform artikel 3:324 BW. Dit geldt wanneer de vordering is erkend en niet door de gefailleerde is betwist.
ECLI:NL:HR:2013:BY4558
ECLI:NL:HR:2014:3464
ECLI:NL:HR:2016:1294
ECLI:NL:HR:2019:589
ECLI:NL:HR:2013:BY4559
ECLI:NL:HR:2013:BY4555
ECLI:NL:HR:2005:AR4483
ECLI:NL:HR:2023:1067 - Doorhaling ter rolle en schorsing geding echtgenoot failliet (art. 29 Fw)
Een hof mag niet beslissen op een hoger beroep dat ambtshalve is doorgehaald en niet opnieuw aanhangig is gemaakt. Een vordering tegen de echtgenoot van een failliet (gehuwd in gemeenschap van goederen) valt onder de schorsingsregeling van art. 29 Fw.