Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Tweede afdeling. Van de gevolgen der faillietverklaring
Artikel 31

Artikel 31 (Nietigheid benadelende processuele handelingen vóór faillissement)

Laatste versie

Indien een geding door of tegen de curator, of ook in het geval van artikel 29 tegen een schuldeiser wordt voortgezet, kan door de curator of door die schuldeiser de nietigheid worden ingeroepen van handelingen, door de schuldenaar vóór zijn faillietverklaring in het geding verricht, zo bewezen wordt dat deze door die handelingen de schuldeisers desbewust heeft benadeeld en dat dit aan zijn tegenpartij bekend was.

Uitleg in duidelijke taal

Indien een geding door of tegen de curator, of ook in het geval van artikel 29 tegen een schuldeiser wordt voortgezet, kan door de curator of door die schuldeiser de nietigheid worden ingeroepen van handelingen, door de schuldenaar vóór zijn faillietverklaring in het geding verricht, zo bewezen wordt dat deze door die handelingen de schuldeisers desbewust heeft benadeeld en dat dit aan zijn tegenpartij bekend was.

Dit artikel bepaalt het volgende: Wanneer een juridische procedure (geding) wordt voortgezet door of tegen de curator, of (in de situatie zoals beschreven in artikel 29) tegen een schuldeiser, dan hebben de curator of die schuldeiser de mogelijkheid om de nietigheid in te roepen van handelingen die de schuldenaar vóór zijn faillietverklaring heeft verricht in het geding (de lopende juridische procedure). Deze nietigheid kan alleen worden ingeroepen indien bewezen wordt dat de schuldenaar met deze handelingen de schuldeisers desbewust heeft benadeeld. Bovendien moet bewezen worden dat dit feit (de desbewuste benadeling) bekend was aan de tegenpartij van de schuldenaar in dat geding.

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

1 uitspraak gevonden