Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 17. Verzekering
Afdeling 3. Sommenverzekering
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 966

Artikel 966 (Aanwijzen begunstigde en bewind sommenverzekering)

Laatste versie

1. De verzekeringnemer kan door schriftelijke mededeling aan de verzekeraar:

a. zichzelf of, al dan niet naast zichzelf, één of meer derden als begunstigde aanwijzen, hetzij als hoofdgerechtigde, hetzij als beperkt gerechtigde; b. het recht op uitkering onder bewind stellen; c. een beschikking als onder a of b bedoeld herroepen of wijzigen.

2. De verzekeraar kan een aanwijzing of een wijziging daarvan afwijzen, indien zij de nakoming van zijn uitkeringsverplichting onredelijk zou bemoeilijken. Hij oefent dit recht uit door binnen een maand na de aanwijzing of de wijziging de verzekeringnemer van zijn afwijzing in kennis te stellen.

3. Het bewind over een recht op uitkering heeft dezelfde rechtsgevolgen als een bij uiterste wilsbeschikking ingesteld bewind, met dien verstande dat:

a. de termijnen bedoeld in de artikelen 178, 179 lid 2 en 180 lid 2 van Boek 4 aanvangen op het tijdstip waarop de uitkering of de eerste van een reeks uitkeringen opeisbaar wordt, en b. het bewind, voor zover het niet in het belang van een ander dan de begunstigde is ingesteld, ook eindigt wanneer de verzekeringnemer en de begunstigde een gemeenschappelijk besluit tot opheffing schriftelijk ter kennis van de bewindvoerder brengen.

4. Een aanwijzing van een begunstigde als hoofdgerechtigde tot zekerheid geldt als een aanwijzing als pandhouder. Op een aanwijzing als hoofdgerechtigde tot aflossing van een schuld is de vorige zin van overeenkomstige toepassing, tenzij de aanwijzing is beperkt tot hetgeen ter zake aan de begunstigde is verschuldigd.

Uitleg in duidelijke taal

1. De verzekeringnemer kan door schriftelijke mededeling aan de verzekeraar:

Dit betekent dat de persoon die de verzekering heeft afgesloten (de verzekeringnemer) de verzekeraar schriftelijk kan informeren om de volgende handelingen te verrichten:

a. zichzelf of, al dan niet naast zichzelf, één of meer derden als begunstigde aanwijzen, hetzij als hoofdgerechtigde, hetzij als beperkt gerechtigde;

Dit houdt in dat de verzekeringnemer zichzelf als ontvanger van de uitkering (begunstigde) kan aanwijzen, of één of meer andere personen (derden) als begunstigde kan aanwijzen. Dit kan naast de verzekeringnemer zelf zijn. De aanwijzing kan zijn als hoofdgerechtigde (degene die primair recht heeft op de uitkering) of als beperkt gerechtigde (degene wiens recht op uitkering beperkt is, bijvoorbeeld tot een deel of onder bepaalde voorwaarden).

b. het recht op uitkering onder bewind stellen;

Dit betekent dat de verzekeringnemer kan bepalen dat het recht op de verzekeringsuitkering onder bewind wordt gesteld. Dit houdt in dat een bewindvoerder het beheer over de uitkering zal voeren namens de begunstigde.

c. een beschikking als onder a of b bedoeld herroepen of wijzigen.

Dit houdt in dat de verzekeringnemer een eerdere beslissing (beschikking) met betrekking tot het aanwijzen van een begunstigde (zoals bedoeld onder a) of het instellen van bewind (zoals bedoeld onder b) kan intrekken (herroepen) of aanpassen (wijzigen).

2. De verzekeraar kan een aanwijzing of een wijziging daarvan afwijzen, indien zij de nakoming van zijn uitkeringsverplichting onredelijk zou bemoeilijken. Hij oefent dit recht uit door binnen een maand na de aanwijzing of de wijziging de verzekeringnemer van zijn afwijzing in kennis te stellen.

Dit betekent dat de verzekeraar het recht heeft om een aanwijzing van een begunstigde, of een wijziging van zo'n aanwijzing, te weigeren. Dit mag de verzekeraar doen als de aanwijzing of wijziging het voor hem onredelijk moeilijk zou maken om zijn verplichting tot het doen van een uitkering na te komen. Als de verzekeraar dit recht wil gebruiken, moet hij de verzekeringnemer binnen één maand nadat de aanwijzing of wijziging is gedaan, informeren over zijn afwijzing.

3. Het bewind over een recht op uitkering heeft dezelfde rechtsgevolgen als een bij uiterste wilsbeschikking ingesteld bewind, met dien verstande dat:

Dit betekent dat wanneer er bewind is ingesteld over een recht op een verzekeringsuitkering, dit juridisch gezien dezelfde gevolgen heeft als een bewind dat via een testament (uiterste wilsbeschikking) is ingesteld. Er zijn echter de volgende specifieke verschillen of aanvullingen:

a. de termijnen bedoeld in de artikelen 178, 179 lid 2 en 180 lid 2 van Boek 4 aanvangen op het tijdstip waarop de uitkering of de eerste van een reeks uitkeringen opeisbaar wordt, en

Dit houdt in dat de termijnen die genoemd worden in de artikelen 178, 179 lid 2 en 180 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (die gaan over bewind in het erfrecht) beginnen te lopen vanaf het moment dat de verzekeringsuitkering, of de eerste uitkering als er sprake is van meerdere uitkeringen, betaald moet worden (opeisbaar wordt).

b. het bewind, voor zover het niet in het belang van een ander dan de begunstigde is ingesteld, ook eindigt wanneer de verzekeringnemer en de begunstigde een gemeenschappelijk besluit tot opheffing schriftelijk ter kennis van de bewindvoerder brengen.

Dit betekent dat het bewind ook kan eindigen als de verzekeringnemer en de begunstigde samen besluiten het bewind op te heffen en dit besluit schriftelijk meedelen aan de bewindvoerder. Dit geldt alleen voor zover het bewind niet is ingesteld in het belang van iemand anders dan de begunstigde zelf.

4. Een aanwijzing van een begunstigde als hoofdgerechtigde tot zekerheid geldt als een aanwijzing als pandhouder. Op een aanwijzing als hoofdgerechtigde tot aflossing van een schuld is de vorige zin van overeenkomstige toepassing, tenzij de aanwijzing is beperkt tot hetgeen ter zake aan de begunstigde is verschuldigd.

Dit betekent dat als een begunstigde wordt aangewezen als hoofdgerechtigde met het doel om als zekerheid te dienen (bijvoorbeeld voor een lening), dit juridisch gezien gelijkstaat aan een aanwijzing als pandhouder. Deze regel is ook van toepassing (van overeenkomstige toepassing) als een begunstigde wordt aangewezen als hoofdgerechtigde met het doel een schuld af te lossen. Een uitzondering hierop is als de aanwijzing specifiek beperkt is tot het bedrag dat daadwerkelijk aan de begunstigde verschuldigd is voor die schuld.