Artikel 908 (Gevolgen verbindendverklaring vaststellingsovereenkomst)
1. Zodra het verzoek tot verbindendverklaring is toegewezen heeft de overeenkomst, bedoeld in artikel 907, tussen partijen en de gerechtigden tot een vergoeding de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst waarbij ieder der gerechtigden als partij geldt.
2. De verbindendverklaring heeft geen gevolg ten aanzien van een gerechtigde tot een vergoeding die binnen een door de rechter te bepalen termijn van ten minste drie maanden na de in artikel 1017 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde aankondiging van de beschikking door een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. De rechter kan het de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, toestaan, dat de gerechtigden tot een vergoeding verzocht worden om met de in de eerste zin bedoelde mededeling nadere gegevens te verstrekken. Indien de in de tweede zin bedoelde gegevens niet worden verstrekt, dan wel onjuist of onvolledig zijn, tast dat niet de geldigheid aan van de in de eerste zin bedoelde mededeling.
3. Voor een gerechtigde tot een vergoeding die bij de in lid 2 bedoelde aankondiging niet met zijn schade bekend kon zijn heeft een verbindendverklaring geen gevolg indien hij na het bekend worden van zijn schade door een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. Een partij die zich bij de overeenkomst heeft verbonden tot vergoeding van schade kan een gerechtigde tot een vergoeding als bedoeld in de eerste zin schriftelijk een termijn van ten minste zes maanden stellen waarbinnen deze kan laten weten niet gebonden te willen zijn. Daarbij wordt tevens mededeling gedaan van de naam en de woonplaats van de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon.
4. Een beding dat een partij bij de overeenkomst ten nadele van de gerechtigden tot een vergoeding van een verbintenis bevrijdt is na een verbindendverklaring nietig, tenzij het de partijen op wie een verplichting tot vergoeding van de schade rust gezamenlijk de bevoegdheid geeft om uiterlijk binnen zes maanden na verloop van de in lid 2 bedoelde door de rechter te bepalen termijn de overeenkomst op te zeggen op de grond dat de verbindendverklaring voor te weinig gerechtigden tot een vergoeding gevolgen heeft of op een andere in de overeenkomst vermelde grond onvoldoende gevolgen heeft. Opzegging vindt in dat geval plaats door aankondiging in twee nieuwsbladen en door een schriftelijke mededeling aan de stichting of vereniging, bedoeld in artikel 907 lid 1. De partijen die de overeenkomst hebben opgezegd dragen er zorg voor dat daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling wordt gedaan aan de bekende gerechtigden tot een vergoeding, waarbij de partijen zich kunnen houden aan de laatste hen bekende woonplaatsen van de gerechtigden tot een vergoeding.
5. Nadat de overeenkomst verbindend is verklaard kunnen de partijen die de overeenkomst hebben gesloten zich niet beroepen op de vernietigingsgronden als bedoeld in de artikelen 44 lid 3 van Boek 3 en 228 van Boek 6, en kan een gerechtigde tot een vergoeding zich niet beroepen op de vernietigingsgrond als bedoeld in artikel 904 lid 1.
Uitleg in duidelijke taal
1. Zodra het verzoek tot verbindendverklaring is toegewezen heeft de overeenkomst, bedoeld in artikel 907, tussen partijen en de gerechtigden tot een vergoeding de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst waarbij ieder der gerechtigden als partij geldt.
Dit betekent letterlijk: Op het moment dat het verzoek om de overeenkomst verbindend te verklaren (verbindendverklaring) is goedgekeurd (toegewezen), heeft de overeenkomst, die in artikel 907 wordt genoemd, tussen de oorspronkelijke contractpartijen en de personen die recht hebben op een vergoeding (de gerechtigden tot een vergoeding), de juridische consequenties (gevolgen) van een vaststellingsovereenkomst. Hierbij wordt elke gerechtigde tot een vergoeding aangemerkt als een partij bij die vaststellingsovereenkomst.
2. De verbindendverklaring heeft geen gevolg ten aanzien van een gerechtigde tot een vergoeding die binnen een door de rechter te bepalen termijn van ten minste drie maanden na de in artikel 1017 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde aankondiging van de beschikking door een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. De rechter kan het de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, toestaan, dat de gerechtigden tot een vergoeding verzocht worden om met de in de eerste zin bedoelde mededeling nadere gegevens te verstrekken. Indien de in de tweede zin bedoelde gegevens niet worden verstrekt, dan wel onjuist of onvolledig zijn, tast dat niet de geldigheid aan van de in de eerste zin bedoelde mededeling.
Dit betekent letterlijk: De verbindendverklaring is niet van toepassing (heeft geen gevolg) op een persoon die recht heeft op een vergoeding (een gerechtigde tot een vergoeding) als deze persoon binnen een door de rechter vast te stellen periode (termijn) van minimaal drie maanden na de aankondiging van de rechterlijke uitspraak (beschikking), zoals bedoeld in artikel 1017 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, schriftelijk aan de in artikel 907 lid 2, onder f, genoemde persoon laat weten dat hij niet aan de overeenkomst gebonden wil zijn. De rechter heeft de bevoegdheid om de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, toe te staan dat zij de gerechtigden tot een vergoeding vragen om bij de eerdergenoemde schriftelijke mededeling (waarin zij aangeven niet gebonden te willen zijn) aanvullende informatie (nadere gegevens) te verstrekken. Mocht deze aanvullende informatie niet worden verstrekt, of onjuist of onvolledig zijn, dan heeft dit geen invloed op de rechtsgeldigheid (geldigheid) van de oorspronkelijke schriftelijke mededeling waarin de gerechtigde aangaf niet gebonden te willen zijn.
3. Voor een gerechtigde tot een vergoeding die bij de in lid 2 bedoelde aankondiging niet met zijn schade bekend kon zijn heeft een verbindendverklaring geen gevolg indien hij na het bekend worden van zijn schade door een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. Een partij die zich bij de overeenkomst heeft verbonden tot vergoeding van schade kan een gerechtigde tot een vergoeding als bedoeld in de eerste zin schriftelijk een termijn van ten minste zes maanden stellen waarbinnen deze kan laten weten niet gebonden te willen zijn. Daarbij wordt tevens mededeling gedaan van de naam en de woonplaats van de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon.
Dit betekent letterlijk: Voor een persoon die recht heeft op een vergoeding (een gerechtigde tot een vergoeding) en die op het moment van de aankondiging zoals genoemd in lid 2 nog niet op de hoogte kon zijn van zijn schade, heeft de verbindendverklaring geen effect (geen gevolg) als deze persoon, nadat hij bekend is geworden met zijn schade, via een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, genoemde persoon laat weten niet aan de overeenkomst gebonden te willen zijn. Een partij die zich in de overeenkomst heeft verplicht tot het vergoeden van schade, kan een gerechtigde tot een vergoeding (zoals bedoeld in de eerste zin van dit lid) schriftelijk een periode (termijn) van minimaal zes maanden geven. Binnen deze periode kan de gerechtigde laten weten niet gebonden te willen zijn. Bij deze schriftelijke mededeling over de termijn moet ook de naam en de woonplaats worden vermeld van de persoon die in artikel 907 lid 2, onder f, wordt genoemd.
4. Een beding dat een partij bij de overeenkomst ten nadele van de gerechtigden tot een vergoeding van een verbintenis bevrijdt is na een verbindendverklaring nietig, tenzij het de partijen op wie een verplichting tot vergoeding van de schade rust gezamenlijk de bevoegdheid geeft om uiterlijk binnen zes maanden na verloop van de in lid 2 bedoelde door de rechter te bepalen termijn de overeenkomst op te zeggen op de grond dat de verbindendverklaring voor te weinig gerechtigden tot een vergoeding gevolgen heeft of op een andere in de overeenkomst vermelde grond onvoldoende gevolgen heeft. Opzegging vindt in dat geval plaats door aankondiging in twee nieuwsbladen en door een schriftelijke mededeling aan de stichting of vereniging, bedoeld in artikel 907 lid 1. De partijen die de overeenkomst hebben opgezegd dragen er zorg voor dat daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling wordt gedaan aan de bekende gerechtigden tot een vergoeding, waarbij de partijen zich kunnen houden aan de laatste hen bekende woonplaatsen van de gerechtigden tot een vergoeding.
Dit betekent letterlijk: Een bepaling (beding) in de overeenkomst die een partij ontslaat (bevrijdt) van een verplichting (verbintenis) op een manier die nadelig is voor de personen die recht hebben op een vergoeding (de gerechtigden tot een vergoeding), is na de verbindendverklaring ongeldig (nietig). Een uitzondering hierop is als het beding de partijen die verplicht zijn de schade te vergoeden, gezamenlijk de mogelijkheid (bevoegdheid) geeft om de overeenkomst te beëindigen (op te zeggen). Dit opzeggen moet dan uiterlijk binnen zes maanden gebeuren nadat de door de rechter bepaalde termijn (zoals genoemd in lid 2) is verstreken. De reden voor opzegging kan zijn dat de verbindendverklaring voor te weinig gerechtigden tot een vergoeding effect heeft, of dat deze op een andere in de overeenkomst genoemde grond onvoldoende effect heeft. Als er wordt opgezegd, gebeurt dit door een aankondiging in twee nieuwsbladen en door een schriftelijke mededeling aan de stichting of vereniging die in artikel 907 lid 1 wordt genoemd. De partijen die de overeenkomst hebben opgezegd, moeten ervoor zorgen dat dit zo snel mogelijk schriftelijk wordt meegedeeld aan de bekende gerechtigden tot een vergoeding. Hierbij mogen de partijen uitgaan van de laatst bij hen bekende woonplaatsen van deze gerechtigden.
5. Nadat de overeenkomst verbindend is verklaard kunnen de partijen die de overeenkomst hebben gesloten zich niet beroepen op de vernietigingsgronden als bedoeld in de artikelen 44 lid 3 van Boek 3 en 228 van Boek 6, en kan een gerechtigde tot een vergoeding zich niet beroepen op de vernietigingsgrond als bedoeld in artikel 904 lid 1.
Dit betekent letterlijk: Nadat de overeenkomst verbindend is verklaard, kunnen de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, geen beroep meer doen op de gronden voor vernietiging zoals die zijn omschreven in artikel 44 lid 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (betreffende misbruik van omstandigheden) en artikel 228 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (betreffende dwaling). Evenmin kan een persoon die recht heeft op een vergoeding (een gerechtigde tot een vergoeding) zich beroepen op de grond voor vernietiging zoals omschreven in artikel 904 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (betreffende strijd met de goede zeden of openbare orde, of indien gebondenheid in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:862 - Dexia-arrest: Aanprijzen is Adviseren bij Gepersonaliseerde Aanbeveling - 9 juni 2022
Een tussenpersoon geeft vergunningplichtig advies bij een gepersonaliseerde aanbeveling voor een specifiek effectenleaseproduct. Als Dexia wist dat advies zonder vergunning werd gegeven, moet zij alle schade vergoeden. Het doorgeven van een order door een onbevoegde tussenpersoon leidt niet tot deze zware sanctie.
ECLI:NL:HR:2023:882 - Dexia's wetenschap van advisering door onvergunde tussenpersoon Spaar Select - 8 juni 2023
Dexia handelt onrechtmatig jegens een afnemer als een tussenpersoon zonder vergunning adviseert. Wetenschap van een structurele, grootschalige samenwerking waarbij de tussenpersoon standaard adviseerde, is voldoende om aan te nemen dat Dexia ook in een specifiek geval wist of behoorde te weten van de advisering.
ECLI:NL:HR:2009:BH2815 - Hoge Raad - 4 juni 2009
ECLI:NL:HR:2015:1198 - Ingangsdatum wettelijke rente bij schadevergoeding uit onrechtmatige effectenlease - 30 april 2015
Bij schadevergoeding wegens schending van de zorgplicht bij effectenlease is wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat de schade is geleden. Dit betekent dat de rente over elke betaalde termijn of aflossing loopt vanaf de dag van de betreffende betaling, niet vanaf de einddatum van de overeenkomst.
ECLI:NL:HR:2023:885 - Gepersonaliseerde aanbeveling effectenlease: Wanneer is sprake van vergunningplichtig advies? - 8 juni 2023
Een effectenleaseproduct voorstellen als geschikt voor een specifieke afnemer, gebaseerd op diens persoonlijke omstandigheden en doelen, kwalificeert als een vergunningplichtige gepersonaliseerde aanbeveling. De inhoud van het advies of het feit dat het product niet deel uitmaakt van een groter financieel plan is hierbij niet relevant.
ECLI:NL:HR:2015:3018 - Collectieve actie stuit ook verjaring buitengerechtelijke vernietigingsbevoegdheid - 8 oktober 2015
Het instellen van een collectieve actie (art. 3:305a BW) stuit de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging (art. 1:89 BW). Een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring, uitgebracht binnen de termijn van art. 3:316 lid 2 BW, wordt gelijkgesteld met het instellen van een nieuwe eis ter behoud van die stuiting.
ECLI:NL:HR:2017:936 - Stuiting verjaring door collectieve actie duurt voort tot WCAM-beslissing - 18 mei 2017
Een collectieve actie stuit de verjaring voor vernietiging van effectenleaseovereenkomsten. Deze stuitende werking eindigt niet bij de schikking, maar pas met de rechterlijke beslissing op het WCAM-verzoek. De termijn van art. 3:316 lid 2 BW vangt pas dan aan.
ECLI:NL:HR:2020:809 - Effectenlease: wanneer is een aanvraagformulier een vergunningplichtige 'order'? - 23 april 2020
Een aanvraagformulier voor een effectenleaseproduct is een 'order' als het zodanig specifiek is dat een concrete transactie kan worden gebaseerd op de daarin vermelde gegevens. De Hoge Raad stelt dat de feitenrechter dit per geval moet beoordelen.
ECLI:NL:HR:2009:BH2811 - Hoge Raad - 4 juni 2009
ECLI:NL:HR:2011:BO6106 - Verjaring, stelplicht en bewijsaanbod bij vernietiging effectenleaseovereenkomst door echtgenote - 27 januari 2011
Aan de stelplicht van een partij die zich beroept op verjaring mogen geen hoge eisen worden gesteld als de relevante feiten, zoals de subjectieve bekendheid van een echtgenote met een overeenkomst, zich geheel in de privésfeer van de wederpartij afspelen. Een bewijsaanbod moet dan worden toegelaten.