Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 15. Vaststellingsovereenkomst
Artikel 908

Artikel 908 (Gevolgen verbindendverklaring vaststellingsovereenkomst)

Laatste versie

1. Zodra het verzoek tot verbindendverklaring is toegewezen heeft de overeenkomst, bedoeld in artikel 907, tussen partijen en de gerechtigden tot een vergoeding de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst waarbij ieder der gerechtigden als partij geldt.

2. De verbindendverklaring heeft geen gevolg ten aanzien van een gerechtigde tot een vergoeding die binnen een door de rechter te bepalen termijn van ten minste drie maanden na de in artikel 1017 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde aankondiging van de beschikking door een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. De rechter kan het de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, toestaan, dat de gerechtigden tot een vergoeding verzocht worden om met de in de eerste zin bedoelde mededeling nadere gegevens te verstrekken. Indien de in de tweede zin bedoelde gegevens niet worden verstrekt, dan wel onjuist of onvolledig zijn, tast dat niet de geldigheid aan van de in de eerste zin bedoelde mededeling.

3. Voor een gerechtigde tot een vergoeding die bij de in lid 2 bedoelde aankondiging niet met zijn schade bekend kon zijn heeft een verbindendverklaring geen gevolg indien hij na het bekend worden van zijn schade door een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. Een partij die zich bij de overeenkomst heeft verbonden tot vergoeding van schade kan een gerechtigde tot een vergoeding als bedoeld in de eerste zin schriftelijk een termijn van ten minste zes maanden stellen waarbinnen deze kan laten weten niet gebonden te willen zijn. Daarbij wordt tevens mededeling gedaan van de naam en de woonplaats van de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon.

4. Een beding dat een partij bij de overeenkomst ten nadele van de gerechtigden tot een vergoeding van een verbintenis bevrijdt is na een verbindendverklaring nietig, tenzij het de partijen op wie een verplichting tot vergoeding van de schade rust gezamenlijk de bevoegdheid geeft om uiterlijk binnen zes maanden na verloop van de in lid 2 bedoelde door de rechter te bepalen termijn de overeenkomst op te zeggen op de grond dat de verbindendverklaring voor te weinig gerechtigden tot een vergoeding gevolgen heeft of op een andere in de overeenkomst vermelde grond onvoldoende gevolgen heeft. Opzegging vindt in dat geval plaats door aankondiging in twee nieuwsbladen en door een schriftelijke mededeling aan de stichting of vereniging, bedoeld in artikel 907 lid 1. De partijen die de overeenkomst hebben opgezegd dragen er zorg voor dat daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling wordt gedaan aan de bekende gerechtigden tot een vergoeding, waarbij de partijen zich kunnen houden aan de laatste hen bekende woonplaatsen van de gerechtigden tot een vergoeding.

5. Nadat de overeenkomst verbindend is verklaard kunnen de partijen die de overeenkomst hebben gesloten zich niet beroepen op de vernietigingsgronden als bedoeld in de artikelen 44 lid 3 van Boek 3 en 228 van Boek 6, en kan een gerechtigde tot een vergoeding zich niet beroepen op de vernietigingsgrond als bedoeld in artikel 904 lid 1.

Uitleg in duidelijke taal

1. Zodra het verzoek tot verbindendverklaring is toegewezen heeft de overeenkomst, bedoeld in artikel 907, tussen partijen en de gerechtigden tot een vergoeding de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst waarbij ieder der gerechtigden als partij geldt.

Dit betekent letterlijk: Op het moment dat het verzoek om de overeenkomst verbindend te verklaren (verbindendverklaring) is goedgekeurd (toegewezen), heeft de overeenkomst, die in artikel 907 wordt genoemd, tussen de oorspronkelijke contractpartijen en de personen die recht hebben op een vergoeding (de gerechtigden tot een vergoeding), de juridische consequenties (gevolgen) van een vaststellingsovereenkomst. Hierbij wordt elke gerechtigde tot een vergoeding aangemerkt als een partij bij die vaststellingsovereenkomst.

2. De verbindendverklaring heeft geen gevolg ten aanzien van een gerechtigde tot een vergoeding die binnen een door de rechter te bepalen termijn van ten minste drie maanden na de in artikel 1017 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde aankondiging van de beschikking door een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. De rechter kan het de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, toestaan, dat de gerechtigden tot een vergoeding verzocht worden om met de in de eerste zin bedoelde mededeling nadere gegevens te verstrekken. Indien de in de tweede zin bedoelde gegevens niet worden verstrekt, dan wel onjuist of onvolledig zijn, tast dat niet de geldigheid aan van de in de eerste zin bedoelde mededeling.

Dit betekent letterlijk: De verbindendverklaring is niet van toepassing (heeft geen gevolg) op een persoon die recht heeft op een vergoeding (een gerechtigde tot een vergoeding) als deze persoon binnen een door de rechter vast te stellen periode (termijn) van minimaal drie maanden na de aankondiging van de rechterlijke uitspraak (beschikking), zoals bedoeld in artikel 1017 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, schriftelijk aan de in artikel 907 lid 2, onder f, genoemde persoon laat weten dat hij niet aan de overeenkomst gebonden wil zijn. De rechter heeft de bevoegdheid om de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, toe te staan dat zij de gerechtigden tot een vergoeding vragen om bij de eerdergenoemde schriftelijke mededeling (waarin zij aangeven niet gebonden te willen zijn) aanvullende informatie (nadere gegevens) te verstrekken. Mocht deze aanvullende informatie niet worden verstrekt, of onjuist of onvolledig zijn, dan heeft dit geen invloed op de rechtsgeldigheid (geldigheid) van de oorspronkelijke schriftelijke mededeling waarin de gerechtigde aangaf niet gebonden te willen zijn.

3. Voor een gerechtigde tot een vergoeding die bij de in lid 2 bedoelde aankondiging niet met zijn schade bekend kon zijn heeft een verbindendverklaring geen gevolg indien hij na het bekend worden van zijn schade door een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. Een partij die zich bij de overeenkomst heeft verbonden tot vergoeding van schade kan een gerechtigde tot een vergoeding als bedoeld in de eerste zin schriftelijk een termijn van ten minste zes maanden stellen waarbinnen deze kan laten weten niet gebonden te willen zijn. Daarbij wordt tevens mededeling gedaan van de naam en de woonplaats van de in artikel 907 lid 2, onder f, bedoelde persoon.

Dit betekent letterlijk: Voor een persoon die recht heeft op een vergoeding (een gerechtigde tot een vergoeding) en die op het moment van de aankondiging zoals genoemd in lid 2 nog niet op de hoogte kon zijn van zijn schade, heeft de verbindendverklaring geen effect (geen gevolg) als deze persoon, nadat hij bekend is geworden met zijn schade, via een schriftelijke mededeling aan de in artikel 907 lid 2, onder f, genoemde persoon laat weten niet aan de overeenkomst gebonden te willen zijn. Een partij die zich in de overeenkomst heeft verplicht tot het vergoeden van schade, kan een gerechtigde tot een vergoeding (zoals bedoeld in de eerste zin van dit lid) schriftelijk een periode (termijn) van minimaal zes maanden geven. Binnen deze periode kan de gerechtigde laten weten niet gebonden te willen zijn. Bij deze schriftelijke mededeling over de termijn moet ook de naam en de woonplaats worden vermeld van de persoon die in artikel 907 lid 2, onder f, wordt genoemd.

4. Een beding dat een partij bij de overeenkomst ten nadele van de gerechtigden tot een vergoeding van een verbintenis bevrijdt is na een verbindendverklaring nietig, tenzij het de partijen op wie een verplichting tot vergoeding van de schade rust gezamenlijk de bevoegdheid geeft om uiterlijk binnen zes maanden na verloop van de in lid 2 bedoelde door de rechter te bepalen termijn de overeenkomst op te zeggen op de grond dat de verbindendverklaring voor te weinig gerechtigden tot een vergoeding gevolgen heeft of op een andere in de overeenkomst vermelde grond onvoldoende gevolgen heeft. Opzegging vindt in dat geval plaats door aankondiging in twee nieuwsbladen en door een schriftelijke mededeling aan de stichting of vereniging, bedoeld in artikel 907 lid 1. De partijen die de overeenkomst hebben opgezegd dragen er zorg voor dat daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling wordt gedaan aan de bekende gerechtigden tot een vergoeding, waarbij de partijen zich kunnen houden aan de laatste hen bekende woonplaatsen van de gerechtigden tot een vergoeding.

Dit betekent letterlijk: Een bepaling (beding) in de overeenkomst die een partij ontslaat (bevrijdt) van een verplichting (verbintenis) op een manier die nadelig is voor de personen die recht hebben op een vergoeding (de gerechtigden tot een vergoeding), is na de verbindendverklaring ongeldig (nietig). Een uitzondering hierop is als het beding de partijen die verplicht zijn de schade te vergoeden, gezamenlijk de mogelijkheid (bevoegdheid) geeft om de overeenkomst te beëindigen (op te zeggen). Dit opzeggen moet dan uiterlijk binnen zes maanden gebeuren nadat de door de rechter bepaalde termijn (zoals genoemd in lid 2) is verstreken. De reden voor opzegging kan zijn dat de verbindendverklaring voor te weinig gerechtigden tot een vergoeding effect heeft, of dat deze op een andere in de overeenkomst genoemde grond onvoldoende effect heeft. Als er wordt opgezegd, gebeurt dit door een aankondiging in twee nieuwsbladen en door een schriftelijke mededeling aan de stichting of vereniging die in artikel 907 lid 1 wordt genoemd. De partijen die de overeenkomst hebben opgezegd, moeten ervoor zorgen dat dit zo snel mogelijk schriftelijk wordt meegedeeld aan de bekende gerechtigden tot een vergoeding. Hierbij mogen de partijen uitgaan van de laatst bij hen bekende woonplaatsen van deze gerechtigden.

5. Nadat de overeenkomst verbindend is verklaard kunnen de partijen die de overeenkomst hebben gesloten zich niet beroepen op de vernietigingsgronden als bedoeld in de artikelen 44 lid 3 van Boek 3 en 228 van Boek 6, en kan een gerechtigde tot een vergoeding zich niet beroepen op de vernietigingsgrond als bedoeld in artikel 904 lid 1.

Dit betekent letterlijk: Nadat de overeenkomst verbindend is verklaard, kunnen de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, geen beroep meer doen op de gronden voor vernietiging zoals die zijn omschreven in artikel 44 lid 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (betreffende misbruik van omstandigheden) en artikel 228 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (betreffende dwaling). Evenmin kan een persoon die recht heeft op een vergoeding (een gerechtigde tot een vergoeding) zich beroepen op de grond voor vernietiging zoals omschreven in artikel 904 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (betreffende strijd met de goede zeden of openbare orde, of indien gebondenheid in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad853x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:862 - Dexia-arrest: Aanprijzen is Adviseren bij Gepersonaliseerde Aanbeveling

ECLI:NL:HR:2022:86210 juni 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een tussenpersoon geeft vergunningplichtig advies bij een gepersonaliseerde aanbeveling voor een specifiek effectenleaseproduct. Als Dexia wist dat advies zonder vergunning werd gegeven, moet zij alle schade vergoeden. Het doorgeven van een order door een onbevoegde tussenpersoon leidt niet tot deze zware sanctie.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad453x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:882

ECLI:NL:HR:2023:8829 juni 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad409x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BH2815

ECLI:NL:HR:2009:BH28155 juni 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad304x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1198

ECLI:NL:HR:2015:11981 mei 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Financieel Recht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad272x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:885

ECLI:NL:HR:2023:8859 juni 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad145x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3018

ECLI:NL:HR:2015:30189 oktober 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht, Financieel Recht, Personen En Familierecht
Hoge Raad101x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:936 - Stuiting verjaring door collectieve actie duurt voort tot WCAM-beslissing

ECLI:NL:HR:2017:93619 mei 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een collectieve actie stuit de verjaring voor vernietiging van effectenleaseovereenkomsten. Deze stuitende werking eindigt niet bij de schikking, maar pas met de rechterlijke beslissing op het WCAM-verzoek. De termijn van art. 3:316 lid 2 BW vangt pas dan aan.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Personen En Familierecht
Hoge Raad82x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:809 - Effectenlease: wanneer is een aanvraagformulier een vergunningplichtige 'order'?

ECLI:NL:HR:2020:80924 april 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een aanvraagformulier voor een effectenleaseproduct is een 'order' als het zodanig specifiek is dat een concrete transactie kan worden gebaseerd op de daarin vermelde gegevens. De Hoge Raad stelt dat de feitenrechter dit per geval moet beoordelen.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Europees Civiel Recht
Hoge Raad75x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BH2811

ECLI:NL:HR:2009:BH28115 juni 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad59x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO6106

ECLI:NL:HR:2011:BO610628 januari 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Financieel Recht, Verbintenissenrecht