Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 5. Huur van woonruimte
Onderafdeling 2. Huurprijzen en andere vergoedingen
Paragraaf 1. Huurprijzen
Artikel 248

Artikel 248 (Huurprijsverhoging, beding, wettelijke maxima, huurcommissie)

Laatste versie

1. De huurprijs kan worden verhoogd hetzij op grond van een beding in de huurovereenkomst dat in deze wijziging voorziet, hetzij indien een dergelijk beding niet van kracht is, op de wijze als voorgeschreven in de artikelen 252, 252a, 252c en 253. Gedurende het bestaan van een dergelijk beding is toepassing van de artikelen 252, 252a, 252c en 253 uitgesloten. Indien een dergelijk beding niet meer van kracht is, kan vanaf een tijdvak van twaalf maanden na het tijdstip waarop laatstelijk toepassing is gegeven aan het beding, aan de hiervoor genoemde artikelen toepassing worden gegeven.

2. Leidt toepassing van een beding als bedoeld in lid 1 tot een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten bij of krachtens artikel 10 lid 2 of artikel 10a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, dan is het beding nietig voor zover dat beding leidt tot een hogere dan toegelaten verhoging en geldt de huurprijs als verhoogd met de toegelaten verhoging.

3. Leidt toepassing van een beding in een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 247 of artikel 247a tot een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten bij of krachtens artikel 10 lid 3 of artikel 10a lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, of leidt toepassing van een beding in een huurovereenkomst die betrekking heeft op een middeldure huurwoonruimte als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet 2014 tot een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten bij of krachtens artikel 10 lid 4 of artikel 10a lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, dan is het beding nietig voor zover dat beding leidt tot een hogere dan toegelaten verhoging en geldt de huurprijs als verhoogd met de toegelaten verhoging.

4. De huurder kan binnen vier maanden na de ingangsdatum van de verhoging van de huurprijs overeenkomstig een beding als bedoeld in het derde lid, de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over die verhoging. De huurcommissie stelt de verhuurder in kennis van het verzoek van de huurder.

Details

[Toekomstige wijziging(en) op 01-05-2029. Zie het wijzigingenoverzicht]

Uitleg in duidelijke taal

1. De huurprijs kan worden verhoogd hetzij op grond van een beding in de huurovereenkomst dat in deze wijziging voorziet, hetzij indien een dergelijk beding niet van kracht is, op de wijze als voorgeschreven in de artikelen 252, 252a, 252c en 253. Gedurende het bestaan van een dergelijk beding is toepassing van de artikelen 252, 252a, 252c en 253 uitgesloten. Indien een dergelijk beding niet meer van kracht is, kan vanaf een tijdvak van twaalf maanden na het tijdstip waarop laatstelijk toepassing is gegeven aan het beding, aan de hiervoor genoemde artikelen toepassing worden gegeven.

Dit lid stelt dat de huurprijs verhoogd kan worden ofwel op basis van een beding (een bepaling) in de huurovereenkomst die in deze verhoging voorziet, ofwel, als een dergelijk beding niet (meer) van kracht is, volgens de methode die is voorgeschreven in de artikelen 252, 252a, 252c en 253. Zolang een dergelijk beding bestaat, is de toepassing van de artikelen 252, 252a, 252c en 253 uitgesloten. Als een dergelijk beding niet langer van kracht is, dan kan na een periode van twaalf maanden na de laatste toepassing van het beding, toepassing worden gegeven aan de eerdergenoemde artikelen.

2. Leidt toepassing van een beding als bedoeld in lid 1 tot een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten bij of krachtens artikel 10 lid 2 of artikel 10a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, dan is het beding nietig voor zover dat beding leidt tot een hogere dan toegelaten verhoging en geldt de huurprijs als verhoogd met de toegelaten verhoging.

Dit lid bepaalt dat indien de toepassing van een beding zoals genoemd in lid 1 resulteert in een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten op grond van artikel 10 lid 2 of artikel 10a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, het beding nietig is (ongeldig) voor het deel dat de verhoging het toegestane maximum overschrijdt. In dat geval wordt de huurprijs geacht te zijn verhoogd met de toegelaten verhoging.

3. Leidt toepassing van een beding in een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 247 of artikel 247a tot een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten bij of krachtens artikel 10 lid 3 of artikel 10a lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, of leidt toepassing van een beding in een huurovereenkomst die betrekking heeft op een middeldure huurwoonruimte als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet 2014 tot een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten bij of krachtens artikel 10 lid 4 of artikel 10a lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, dan is het beding nietig voor zover dat beding leidt tot een hogere dan toegelaten verhoging en geldt de huurprijs als verhoogd met de toegelaten verhoging.

Dit lid stelt dat indien de toepassing van een beding in een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 247 of artikel 247a leidt tot een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten volgens artikel 10 lid 3 of artikel 10a lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, het beding nietig is voor het deel dat de verhoging het toegestane overschrijdt, en de huurprijs wordt geacht verhoogd te zijn met de toegelaten verhoging. Hetzelfde geldt indien de toepassing van een beding in een huurovereenkomst voor een middeldure huurwoonruimte (zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Huisvestingswet 2014) leidt tot een verhoging van de huurprijs die hoger is dan toegelaten volgens artikel 10 lid 4 of artikel 10a lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte; ook dan is het beding nietig voor het excessieve deel en geldt de huurprijs als verhoogd met de toegelaten verhoging.

4. De huurder kan binnen vier maanden na de ingangsdatum van de verhoging van de huurprijs overeenkomstig een beding als bedoeld in het derde lid, de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over die verhoging. De huurcommissie stelt de verhuurder in kennis van het verzoek van de huurder.

Dit lid geeft de huurder het recht om binnen vier maanden na de ingangsdatum van de verhoging van de huurprijs die is gebaseerd op een beding zoals bedoeld in het derde lid, de huurcommissie te verzoeken om een uitspraak te doen over die verhoging. De huurcommissie zal de verhuurder in kennis stellen van dit verzoek van de huurder.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Rotterdam36x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBROT:2024:801 - Rechtbank Rotterdam - 8 februari 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:8018 februari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2024:1780 - Hoge Raad: Huurverhoging met 3% opslag bovenop CPI is niet oneerlijk - 28 november 2024

ECLI:NL:HR:2024:178028 november 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een huurprijswijzigingsbeding met een jaarlijkse opslag van maximaal 3% bovenop de CPI-indexatie is in beginsel niet oneerlijk. Het opslagdeel moet apart van het indexatiedeel worden getoetst. Indien een beding toch oneerlijk is, mag de rechter niet ambtshalve verrekenen met eerdere onverschuldigde betalingen.

Civiel RechtEuropees Civiel Recht, Huurrecht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2023:8190 - Rechtbank Amsterdam - 6 december 2023

ECLI:NL:RBAMS:2023:81906 december 2023Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:OGEAC:2024:64 - Gerecht in eerste aanleg van Curaçao - 7 april 2024

ECLI:NL:OGEAC:2024:647 april 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Oost-Brabant1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBOBR:2024:725 - Rechtbank Oost-Brabant - 21 februari 2024

ECLI:NL:RBOBR:2024:72521 februari 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:OGEAA:2024:31 - Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba - 7 februari 2024

ECLI:NL:OGEAA:2024:317 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:4741 - Rechtbank Rotterdam - 2 mei 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:47412 mei 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:1801 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 11 maart 2024

ECLI:NL:GHARL:2024:180111 maart 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2023:12214 - Rechtbank Rotterdam - 14 december 2023

ECLI:NL:RBROT:2023:1221414 december 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBROT:2024:2214 - Rechtbank Rotterdam - 7 maart 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:22147 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak