Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 3. Schenking
Artikel 177

Artikel 177 (Schenking na overlijden vormvereisten herroeping)

Laatste versie

1. Voor zover een schenking de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker zal worden uitgevoerd, en zij niet reeds tijdens het leven van de schenker is uitgevoerd, vervalt zij met het overlijden van de schenker, tenzij de schenking door de schenker persoonlijk is aangegaan en van de schenking een notariële akte is opgemaakt. Voor zover de schenking betrekking heeft op kleren, lijfstoebehoren, bepaalde lijfsieraden, bepaalde tot de inboedel behorende zaken en bepaalde boeken, kan worden volstaan met een door de schenker geheel met de hand geschreven, gedagtekende en ondertekende onderhandse akte.

2. Indien een bevoegdheid is bedongen tot herroeping van een schenkingsovereenkomst als bedoeld in lid 1, kan deze herroeping behalve bij een tot de begiftigde gerichte verklaring ook bij een uiterste wilsbeschikking van de schenker zonder mededeling aan de begiftigde geschieden.

Uitleg in duidelijke taal

1. Voor zover een schenking de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker zal worden uitgevoerd, en zij niet reeds tijdens het leven van de schenker is uitgevoerd, vervalt zij met het overlijden van de schenker, tenzij de schenking door de schenker persoonlijk is aangegaan en van de schenking een notariële akte is opgemaakt. Voor zover de schenking betrekking heeft op kleren, lijfstoebehoren, bepaalde lijfsieraden, bepaalde tot de inboedel behorende zaken en bepaalde boeken, kan worden volstaan met een door de schenker geheel met de hand geschreven, gedagtekende en ondertekende onderhandse akte.

Dit lid stelt het volgende: Een schenking die de strekking heeft pas na het overlijden van de schenker te worden uitgevoerd en die tijdens het leven van de schenker nog niet is uitgevoerd, vervalt met het overlijden van de schenker. Dit vervallen treedt niet in als de schenking door de schenker persoonlijk is aangegaan én er van de schenking een notariële akte is opgemaakt. Voor schenkingen die betrekking hebben op kleren, lijfstoebehoren, bepaalde lijfsieraden, bepaalde tot de inboedel behorende zaken en bepaalde boeken, kan worden volstaan met een door de schenker geheel met de hand geschreven, gedagtekende en ondertekende onderhandse akte.

2. Indien een bevoegdheid is bedongen tot herroeping van een schenkingsovereenkomst als bedoeld in lid 1, kan deze herroeping behalve bij een tot de begiftigde gerichte verklaring ook bij een uiterste wilsbeschikking van de schenker zonder mededeling aan de begiftigde geschieden.

Dit lid bepaalt dat indien een bevoegdheid is bedongen tot herroeping van een schenkingsovereenkomst zoals omschreven in lid 1, deze herroeping kan plaatsvinden. Dit kan door een tot de begiftigde gerichte verklaring. De herroeping kan ook geschieden bij een uiterste wilsbeschikking van de schenker, zonder mededeling aan de begiftigde.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BU7268 - Hoge Raad - 8 december 2011

ECLI:NL:HR:2011:BU72688 december 2011Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:92 - Erfrecht: opvorderen van goederen versus innen van een geldvordering - 16 januari 2014

ECLI:NL:HR:2014:9216 januari 2014Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Het opvorderen van goederen van de nalatenschap (art. 4:183 BW) ziet op specifieke, identificeerbare goederen. Deze bepaling is niet van toepassing op het innen van een geldvordering, aangezien dit niet strekt tot het terugbrengen van een afgescheiden en identificeerbaar goed in de boedel.

Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2025:437 - Grenzen rechterlijke taak bij bedrijfsopvolging, gift en berekening legitieme portie - 20 maart 2025

ECLI:NL:HR:2025:43720 maart 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een hof de feitelijke grondslag van een vordering niet mag aanvullen. De kwalificatie van ingebrachte pachtgronden als 'belegging' en het aannemen van een beëindigde pachtovereenkomst, zonder dat partijen dit stelden, is ontoelaatbaar en leidt tot vernietiging.

Civiel RechtErfrecht, Burgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:25 - Derdenbeding als aftrekbare last bij de erfrechtelijke verkrijging - 11 juli 2013

ECLI:NL:HR:2013:2511 juli 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een door erflater met erfgenamen overeengekomen en door een derde aanvaard recht op bewoning (derdenbeding) vormt voor de erfgenamen een aftrekbare last in de zin van artikel 5 Successiewet 1956. De aftrekbaarheid is niet afhankelijk van de vraag of de verkrijging van de derde zelf belastbaar is.

Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:5076 - Rechtbank Midden-Nederland - 20 augustus 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:507620 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:4940 - Rechtbank Amsterdam - 6 augustus 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:49406 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2024:172 - Parket bij de Hoge Raad - 18 januari 2024

ECLI:NL:PHR:2024:17218 januari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2010:BK9637 - Hoge Raad - 4 maart 2010

ECLI:NL:HR:2010:BK96374 maart 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak