Terug naar bibliotheek
Boek 5. Zakelijke rechten
Titel 3. Eigendom van onroerende zaken
Artikel 21

Artikel 21 (Gebruiksbevoegdheid grond boven onder oppervlakte)

Laatste versie

1. De bevoegdheid van de eigenaar van de grond om deze te gebruiken, omvat de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte.

2. Het gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte is aan anderen toegestaan, indien dit zo hoog boven of zo diep onder de oppervlakte plaats vindt, dat de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten.

3. De vorige leden zijn niet van toepassing op de bevoegdheid tot vliegen.

Uitleg in duidelijke taal

1. De bevoegdheid van de eigenaar van de grond om deze te gebruiken, omvat de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte.

Dit betekent dat het recht van de eigenaar om de grond te gebruiken, ook inhoudt dat hij de ruimte boven en onder de grond mag gebruiken.

2. Het gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte is aan anderen toegestaan, indien dit zo hoog boven of zo diep onder de oppervlakte plaats vindt, dat de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten.

Dit lid stelt dat anderen de ruimte boven en onder de grond mogen gebruiken, maar alleen als dit op een zodanige hoogte of diepte gebeurt dat de eigenaar er geen redelijk belang bij heeft om zich tegen dit gebruik te verzetten.

3. De vorige leden zijn niet van toepassing op de bevoegdheid tot vliegen.

Dit betekent dat de bepalingen in de eerste twee leden van dit artikel niet gelden voor het recht om te vliegen. De regels omtrent vliegen worden dus niet door dit artikel beheerst.