Artikel 144 (Rechterlijk bevel wijziging of opheffing splitsingsakte)
1. Op verzoek van een persoon wiens medewerking of toestemming tot de wijziging van de akte van splitsing of tot opheffing van de splitsing is vereist, kan de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin het gebouw of het grootste gedeelte daarvan is gelegen, bevelen dat de akte van splitsing wordt gewijzigd dan wel de splitsing wordt opgeheven:
a. wanneer de akte van splitsing niet voldoet aan de in de artikelen 111 en 112 gestelde vereisten; b. wanneer uit de inrichting van de gedeelten van het gebouw of uit de inrichting of aanduiding van de gedeelten van de grond die bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, deze bestemming niet blijkt; c. wanneer de bouw of inrichting van het gebouw dan wel de inrichting of aanduiding van de grond niet of niet meer beantwoordt aan de omschrijving in de akte van splitsing; d. in geval van splitsing met toepassing van artikel 107, wanneer de stichting of de gewijzigde inrichting van het gebouw niet binnen een termijn van drie jaren te rekenen vanaf de dag van de inschrijving is voltooid; e. wanneer een recht van erfpacht of opstal dat naast een of meer andere registergoederen in de splitsing betrokken is, eindigt; f. wanneer een deel der in de splitsing betrokken registergoederen is uitgewonnen, een gedeelte van de kadastrale percelen is onteigend, of degene die de splitsing verricht heeft onbevoegd was over een deel der in de splitsing betrokken registergoederen te beschikken; g. wanneer het gebouw ernstig is beschadigd of geheel of gedeeltelijk is gesloopt, tenzij herstel binnen redelijke tijd is te verwachten; h. wanneer alle appartementseigenaars zich bij een overeenkomst tot de wijziging of opheffing hebben verbonden.
2. Aan de toewijzing van het verzoek kan de rechter voorwaarden verbinden.
3. Artikel 140 lid 4 is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Op verzoek van een persoon wiens medewerking of toestemming tot de wijziging van de akte van splitsing of tot opheffing van de splitsing is vereist, kan de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin het gebouw of het grootste gedeelte daarvan is gelegen, bevelen dat de akte van splitsing wordt gewijzigd dan wel de splitsing wordt opgeheven:
Dit lid bepaalt dat de kantonrechter een bevel kan geven om de akte van splitsing te wijzigen of de splitsing op te heffen. Dit gebeurt op verzoek van een persoon wiens medewerking of toestemming vereist is voor een dergelijke wijziging of opheffing. De bevoegde kantonrechter is die van de rechtbank van het arrondissement waar het gebouw, of het grootste deel daarvan, gelegen is. Dit bevel kan worden gegeven in de volgende specifieke situaties:
a. wanneer de akte van splitsing niet voldoet aan de in de artikelen 111 en 112 gestelde vereisten;
Dit betekent dat een bevel tot wijziging of opheffing kan worden gegeven indien de akte van splitsing niet in overeenstemming is met de eisen die zijn vastgelegd in de artikelen 111 en 112 van het Burgerlijk Wetboek Boek 5.
b. wanneer uit de inrichting van de gedeelten van het gebouw of uit de inrichting of aanduiding van de gedeelten van de grond die bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, deze bestemming niet blijkt;
Dit betekent dat een bevel kan worden gegeven indien de bestemming van de gedeelten van het gebouw of de grond, die bedoeld zijn om als afzonderlijke eenheden te worden gebruikt, niet duidelijk blijkt uit hun inrichting of aanduiding.
c. wanneer de bouw of inrichting van het gebouw dan wel de inrichting of aanduiding van de grond niet of niet meer beantwoordt aan de omschrijving in de akte van splitsing;
Dit betekent dat een bevel kan worden gegeven indien de feitelijke bouw of inrichting van het gebouw, of de inrichting of aanduiding van de grond, niet (meer) overeenkomt met hoe deze in de akte van splitsing is omschreven.
d. in geval van splitsing met toepassing van artikel 107, wanneer de stichting of de gewijzigde inrichting van het gebouw niet binnen een termijn van drie jaren te rekenen vanaf de dag van de inschrijving is voltooid;
Dit betekent dat een bevel kan worden gegeven in het geval van een splitsing zoals bedoeld in artikel 107 (splitsing van een gebouw in aanbouw of nog te verbouwen), indien de bouw (stichting) of de gewijzigde inrichting van het gebouw niet voltooid is binnen drie jaar na de dag van inschrijving van de akte van splitsing.
e. wanneer een recht van erfpacht of opstal dat naast een of meer andere registergoederen in de splitsing betrokken is, eindigt;
Dit betekent dat een bevel kan worden gegeven indien een recht van erfpacht of een recht van opstal, dat samen met andere registergoederen deel uitmaakt van de splitsing, ten einde komt.
f. wanneer een deel der in de splitsing betrokken registergoederen is uitgewonnen, een gedeelte van de kadastrale percelen is onteigend, of degene die de splitsing verricht heeft onbevoegd was over een deel der in de splitsing betrokken registergoederen te beschikken;
Dit betekent dat een bevel kan worden gegeven indien een deel van de registergoederen die in de splitsing zijn betrokken, gedwongen is verkocht (uitgewonnen), een deel van de kadastrale percelen is onteigend, of als de persoon die de splitsing heeft uitgevoerd niet bevoegd was om te beschikken over een deel van de betreffende registergoederen.
g. wanneer het gebouw ernstig is beschadigd of geheel of gedeeltelijk is gesloopt, tenzij herstel binnen redelijke tijd is te verwachten;
Dit betekent dat een bevel kan worden gegeven indien het gebouw ernstige schade heeft opgelopen of geheel of gedeeltelijk is gesloopt, behalve als verwacht wordt dat herstel binnen een redelijke termijn zal plaatsvinden.
h. wanneer alle appartementseigenaars zich bij een overeenkomst tot de wijziging of opheffing hebben verbonden.
Dit betekent dat een bevel kan worden gegeven indien alle appartementseigenaars in een overeenkomst hebben afgesproken de akte van splitsing te wijzigen of de splitsing op te heffen.
2. Aan de toewijzing van het verzoek kan de rechter voorwaarden verbinden.
Dit lid stelt dat de rechter voorwaarden kan stellen aan het goedkeuren (toewijzen) van het verzoek tot wijziging of opheffing.
3. Artikel 140 lid 4 is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid geeft aan dat het vierde lid van artikel 140 van overeenkomstige toepassing is. Dit betekent dat de bepalingen uit artikel 140 lid 4 ook gelden in de context van dit artikel 144.