Artikel 140b (Vernietiging besluit wijziging akte van splitsing)
1. Op vordering van een appartementseigenaar die niet voor een overeenkomstig artikel 139 lid 2 bij meerderheid van stemmen genomen besluit tot wijziging van de akte van splitsing heeft gestemd, wordt het besluit bij rechterlijke uitspraak vernietigd.
2. De bevoegdheid om vernietiging te vorderen verjaart door verloop van drie maanden, welke termijn begint met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het besluit door de vergadering van eigenaars is genomen.
3. De rechter kan de vordering afwijzen, wanneer de eiser geen schade lijdt of hem een redelijke schadeloosstelling wordt aangeboden en voor de betaling hiervan voldoende zekerheid is gesteld.
Uitleg in duidelijke taal
1. Op vordering van een appartementseigenaar die niet voor een overeenkomstig artikel 139 lid 2 bij meerderheid van stemmen genomen besluit tot wijziging van de akte van splitsing heeft gestemd, wordt het besluit bij rechterlijke uitspraak vernietigd.
Dit betekent dat als een appartementseigenaar een vordering instelt, en deze eigenaar niet heeft gestemd voor een besluit tot wijziging van de akte van splitsing dat overeenkomstig artikel 139 lid 2 bij meerderheid van stemmen is genomen, dat besluit dan door een rechterlijke uitspraak vernietigd wordt.
2. De bevoegdheid om vernietiging te vorderen verjaart door verloop van drie maanden, welke termijn begint met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het besluit door de vergadering van eigenaars is genomen.
Dit houdt in dat de bevoegdheid om vernietiging van het besluit te vorderen, na verloop van drie maanden verjaart. Deze termijn van drie maanden start op de dag die volgt op de dag waarop de vergadering van eigenaars het besluit heeft genomen.
3. De rechter kan de vordering afwijzen, wanneer de eiser geen schade lijdt of hem een redelijke schadeloosstelling wordt aangeboden en voor de betaling hiervan voldoende zekerheid is gesteld.
Dit betekent dat de rechter de vordering tot vernietiging kan afwijzen in het geval dat de eiser (de appartementseigenaar die de vordering heeft ingesteld) geen schade lijdt, of wanneer aan hem een redelijke schadeloosstelling wordt aangeboden en er bovendien voldoende zekerheid is gesteld voor de betaling van deze schadeloosstelling.