Artikel 4 (Nietigheid belemmering vrijheid en beschikking toekomstige nalatenschap)
1. Een voor het openvallen van een nalatenschap verrichte rechtshandeling is nietig, voor zover zij de strekking heeft een persoon te belemmeren in zijn vrijheid om bevoegdheden uit te oefenen, welke hem krachtens dit Boek met betrekking tot die nalatenschap toekomen.
2. Overeenkomsten strekkende tot beschikking over nog niet opengevallen nalatenschappen in hun geheel of over een evenredig deel daarvan, zijn nietig.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een voor het openvallen van een nalatenschap verrichte rechtshandeling is nietig, voor zover zij de strekking heeft een persoon te belemmeren in zijn vrijheid om bevoegdheden uit te oefenen, welke hem krachtens dit Boek met betrekking tot die nalatenschap toekomen.
Dit lid bepaalt dat een rechtshandeling die verricht is voor het openvallen van een nalatenschap, nietig is. Deze nietigheid geldt voor zover de rechtshandeling de strekking heeft (de bedoeling heeft) om een persoon te belemmeren in zijn vrijheid om bevoegdheden uit te oefenen. Het gaat hier om bevoegdheden welke hem krachtens dit Boek (Boek 4 Erfrecht) met betrekking tot die nalatenschap toekomen.
2. Overeenkomsten strekkende tot beschikking over nog niet opengevallen nalatenschappen in hun geheel of over een evenredig deel daarvan, zijn nietig.
Dit lid stelt dat overeenkomsten die strekken tot beschikking (die bedoeld zijn om te beschikken) over nog niet opengevallen nalatenschappen, nietig zijn. Dit geldt voor overeenkomsten die de nalatenschap in hun geheel betreffen, alsook voor overeenkomsten die een evenredig deel daarvan betreffen.