Terug naar bibliotheek
Boek 4. Erfrecht
Titel 1. Algemene bepalingen
Artikel 3

Artikel 3 (Onwaardigheid om te erven)

Laatste versie

1. Van rechtswege zijn onwaardig om uit een nalatenschap voordeel te trekken:

a. hij die onherroepelijk veroordeeld is ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht, heeft getracht hem om te brengen, dat feit heeft voorbereid of daaraan heeft deelgenomen; b. hij die onherroepelijk veroordeeld is wegens een opzettelijk tegen de erflater gepleegd misdrijf waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf is gesteld met een maximum van ten minste vier jaren, dan wel wegens poging tot, voorbereiding van, of deelneming aan een dergelijk misdrijf; c. hij van wie bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vastgesteld dat hij tegen de erflater lasterlijk een beschuldiging van een misdrijf heeft ingebracht, waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste vier jaren is gesteld; d. hij die de overledene door een feitelijkheid of door bedreiging met een feitelijkheid heeft gedwongen of belet een uiterste wilsbeschikking te maken; e. hij die de uiterste wil van de overledene heeft verduisterd, vernietigd of vervalst.

2. Rechten door derden te goeder trouw verkregen voordat de onwaardigheid is vastgesteld worden geëerbiedigd. In geval echter de goederen om niet zijn verkregen, kan de rechter aan de rechthebbenden, en ten laste van hem die daardoor voordeel heeft genoten, een naar billijkheid te bepalen vergoeding toekennen.

3. Een onwaardigheid vervalt, wanneer de erflater aan de onwaardige op ondubbelzinnige wijze zijn gedraging heeft vergeven.

Uitleg in duidelijke taal

1. Van rechtswege zijn onwaardig om uit een nalatenschap voordeel te trekken:

Dit betekent dat de hieronder genoemde personen automatisch (van rechtswege) ongeschikt (onwaardig) zijn om enig voordeel te verkrijgen uit een erfenis (nalatenschap):

a. hij die onherroepelijk veroordeeld is ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht, heeft getracht hem om te brengen, dat feit heeft voorbereid of daaraan heeft deelgenomen;

Dit betreft de persoon die onherroepelijk veroordeeld is omdat hij de overledene heeft omgebracht, heeft geprobeerd (getracht) de overledene om te brengen, dat feit heeft voorbereid of daaraan heeft deelgenomen;

b. hij die onherroepelijk veroordeeld is wegens een opzettelijk tegen de erflater gepleegd misdrijf waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf is gesteld met een maximum van ten minste vier jaren, dan wel wegens poging tot, voorbereiding van, of deelneming aan een dergelijk misdrijf;

Dit betreft de persoon die onherroepelijk veroordeeld is vanwege een opzettelijk tegen de erflater gepleegd misdrijf. Op dit misdrijf moet, volgens de Nederlandse wettelijke omschrijving, een vrijheidsstraf staan met een maximum van minimaal (ten minste) vier jaren. Dit geldt ook voor poging tot, voorbereiding van, of deelneming aan een dergelijk misdrijf;

c. hij van wie bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vastgesteld dat hij tegen de erflater lasterlijk een beschuldiging van een misdrijf heeft ingebracht, waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste vier jaren is gesteld;

Dit betreft de persoon van wie via een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vastgesteld dat hij tegen de erflater op een lasterlijke manier een beschuldiging van een misdrijf heeft ingebracht. Op dit misdrijf moet, volgens de Nederlandse wettelijke omschrijving, een vrijheidsstraf staan met een maximum van minimaal (ten minste) vier jaren;

d. hij die de overledene door een feitelijkheid of door bedreiging met een feitelijkheid heeft gedwongen of belet een uiterste wilsbeschikking te maken;

Dit betreft de persoon die de overledene door middel van een feitelijkheid (een daadwerkelijke handeling) of door bedreiging met een feitelijkheid heeft gedwongen om een uiterste wilsbeschikking (testament) te maken, of juist heeft verhinderd (belet) om dit te doen;

e. hij die de uiterste wil van de overledene heeft verduisterd, vernietigd of vervalst.

Dit betreft de persoon die de uiterste wil (testament) van de overledene heeft verduisterd (verborgen gehouden), vernietigd of vervalst.

2. Rechten door derden te goeder trouw verkregen voordat de onwaardigheid is vastgesteld worden geëerbiedigd. In geval echter de goederen om niet zijn verkregen, kan de rechter aan de rechthebbenden, en ten laste van hem die daardoor voordeel heeft genoten, een naar billijkheid te bepalen vergoeding toekennen.

Dit lid stelt dat rechten die door derden te goeder trouw zijn verkregen voordat de onwaardigheid officieel is vastgesteld, gerespecteerd (geëerbiedigd) worden. Echter, indien de goederen om niet (gratis, zonder tegenprestatie) zijn verkregen, kan de rechter aan de personen die recht hebben op die goederen (de rechthebbenden), en ten laste van de persoon die daardoor voordeel heeft gehad, een vergoeding toekennen die naar billijkheid (redelijkheid en eerlijkheid) wordt bepaald.

3. Een onwaardigheid vervalt, wanneer de erflater aan de onwaardige op ondubbelzinnige wijze zijn gedraging heeft vergeven.

Dit betekent dat een onwaardigheid ophoudt te bestaan (vervalt) als de erflater (de overledene) de persoon die onwaardig is, op ondubbelzinnige wijze (op een manier die geen twijfel toelaat) diens gedraging heeft vergeven.