Artikel 83 (Overdraagbaarheid van rechten)
1. Eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zijn overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen een overdracht verzet.
2. De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan ook door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten.
3. Uitsluiting van de overdraagbaarheid of verpandbaarheid is niet mogelijk als het een geldvordering op naam betreft die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een beding tussen schuldeiser en schuldenaar dat ertoe strekt de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van een dergelijke geldvordering geheel of gedeeltelijk uit te sluiten dan wel vervreemding of verpanding ervan tegen te gaan, is nietig.
4. Het voorgaande lid is niet van toepassing op geldvorderingen:
a. uit hoofde van een betaal- of spaarrekening; b. uit hoofde van een krediet- of geldleningsovereenkomst waarbij aan de kant van de kredietgever meerdere partijen betrokken zijn of zullen zijn; c. van of op een clearinginstelling, als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, dan wel een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een verrekeningsinstituut of een centrale bank, als bedoeld in artikel 212a, onderdelen c, d, e en g van de Faillissementswet; d. die op grond van een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 34, derde lid, 35, vijfde lid, of 35a, vierde lid, Invorderingswet 1990 zullen worden betaald op een bankrekening die wordt gehouden ten behoeve van de betaling van loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies.
5. Alle andere rechten zijn slechts overdraagbaar, wanneer de wet dit bepaalt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zijn overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen een overdracht verzet.
Dit artikelonderdeel stelt dat eigendom
, beperkte rechten
en vorderingsrechten
overdraagbaar zijn
, tenzij de wet
of de aard van het recht
zich tegen een overdracht verzet
.
2. De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan ook door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten.
Dit artikelonderdeel geeft aan dat de overdraagbaarheid van vorderingsrechten
ook door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar kan worden uitgesloten
.
3. Alle andere rechten zijn slechts overdraagbaar, wanneer de wet dit bepaalt.
Dit artikelonderdeel bepaalt dat alle andere rechten
slechts overdraagbaar zijn
, wanneer de wet dit bepaalt
.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:682
ECLI:NL:HR:2020:1274 - Cessie vordering van bank aan niet-bank: zorgplichten en overdraagbaarheid
Een vordering van een bank op een cliënt is overdraagbaar aan een niet-bank. De zorgplichten van de bank gaan niet als zodanig over, maar de vordering is beperkt door die plichten. De niet-bank is bovendien gebonden aan de redelijkheid en billijkheid.
ECLI:NL:HR:2009:BF3917
ECLI:NL:HR:2020:1276 - Overdraagbaarheid vordering bank aan niet-bank en de zorgplicht na cessie
Een vordering van een bank op een cliënt uit een lening is overdraagbaar aan een niet-bank. Hoewel de specifieke zorgplichten van de bank niet overgaan, wordt de rechtspositie van de cliënt beschermd door de inhoud van de vordering, verweermiddelen en de redelijkheid en billijkheid.
ECLI:NL:HR:2019:1909 - Verpanding assurantieportefeuille: een goederenrechtelijke onmogelijkheid
Een assurantieportefeuille, als samenstel van overeenkomsten en goodwill, kwalificeert niet als een 'goed' in de zin van art. 3:1 BW. Het is geen individueel vermogensrecht en kan daarom als geheel niet goederenrechtelijk worden overgedragen of verpand, ondanks de economische waarde ervan.
ECLI:NL:HR:2022:984 - Onoverdraagbaar is onverpandbaar: Hoge Raad koppelt verpanding aan overdraagbaarheid
Een beding dat een vordering onoverdraagbaar maakt met goederenrechtelijke werking (art. 3:83 lid 2 BW), leidt er ook toe dat de vordering onverpandbaar is. De Hoge Raad baseert dit op de artikelen 3:81 lid 1 en 3:228 BW.
ECLI:NL:HR:2016:1046 - Rabobank/Reuser: Pandrecht op voorwaardelijk eigendom onder eigendomsvoorbehoud
De Hoge Raad oordeelt dat een koper van een zaak onder eigendomsvoorbehoud een voorwaardelijk eigendomsrecht verkrijgt. Dit recht kan onmiddellijk worden verpand. Na faillissement van de koper groeit dit pandrecht van rechtswege uit tot een pandrecht op de onvoorwaardelijke eigendom zodra de voorwaarde (betaling) wordt vervuld.