Artikel 66 (Volmacht gevolgen rechtshandeling toerekening wil)
1. Een door de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling treft in haar gevolgen de volmachtgever.
2. Voor zover het al of niet aanwezig zijn van een wil of van wilsgebreken, alsmede bekendheid of onbekendheid met feiten van belang zijn voor de geldigheid of de gevolgen van een rechtshandeling, komen ter beoordeling daarvan de volmachtgever of de gevolmachtigde of beiden in aanmerking, al naar gelang het aandeel dat ieder van hen heeft gehad in de totstandkoming van de rechtshandeling en in de bepaling van haar inhoud.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een door de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling treft in haar gevolgen de volmachtgever.
Dit betekent letterlijk: een rechtshandeling die door de gevolmachtigde is verricht binnen de grenzen van zijn bevoegdheid en in naam van de volmachtgever, treft in haar gevolgen de volmachtgever.
2. Voor zover het al of niet aanwezig zijn van een wil of van wilsgebreken, alsmede bekendheid of onbekendheid met feiten van belang zijn voor de geldigheid of de gevolgen van een rechtshandeling, komen ter beoordeling daarvan de volmachtgever of de gevolmachtigde of beiden in aanmerking, al naar gelang het aandeel dat ieder van hen heeft gehad in de totstandkoming van de rechtshandeling en in de bepaling van haar inhoud.
Dit betekent letterlijk: voor zover het al of niet aanwezig zijn van een wil of van wilsgebreken, alsmede bekendheid of onbekendheid met feiten, van belang zijn voor de geldigheid of de gevolgen van een rechtshandeling, komen voor de beoordeling daarvan de volmachtgever, de gevolmachtigde, of beiden in aanmerking. De mate waarin ieder van hen in aanmerking komt, hangt af van het aandeel dat ieder van hen heeft gehad in de totstandkoming van de rechtshandeling en in de bepaling van haar inhoud.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2005:AT6018
ECLI:NL:HR:1998:ZC2555
ECLI:NL:HR:2019:467 - Toerekening van kennis bij dwaling via een feitelijk vertegenwoordiger
Kennis van een feitelijk handelaar kan aan een rechtspersoon worden toegerekend bij een beroep op dwaling. Dit kan op grond van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 3:61 lid 2 BW) of als dit in het maatschappelijk verkeer als wetenschap van de rechtspersoon heeft te gelden.