Artikel 4 (Bestanddeel van een zaak)
1. Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van die zaak.
2. Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak.
Uitleg in duidelijke taal
1. Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van die zaak.
Dit lid stelt dat alles wat volgens de algemeen gangbare opvattingen in het maatschappelijk verkeer (verkeersopvatting) een onderdeel vormt van een bepaalde zaak, juridisch gezien ook een bestanddeel is van die betreffende zaak.
2. Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak.
Dit lid bepaalt dat een zaak die op een dusdanige wijze met een hoofdzaak is verbonden dat zij niet van de hoofdzaak kan worden gescheiden zonder dat er significante schade (beschadiging van betekenis) aan een van de zaken of aan beide zaken wordt toegebracht, dan wordt die eerstgenoemde zaak een bestanddeel van de hoofdzaak.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:1785 - Zalco III: Fysieke maatstaf voor bestanddeelvorming ex art. 3:4 lid 2 BW - 12 november 2020
De vraag of een zaak door verbinding bestanddeel is geworden op grond van art. 3:4 lid 2 BW, wordt beantwoord aan de hand van een fysieke maatstaf. Economische gevolgen zijn niet relevant, tenzij de afscheiding technisch mogelijk is maar onevenredig kostbaar of inspannend is.
ECLI:NL:HR:2020:1786 - Glencore/Zalco: Fysieke maatstaf voor 'beschadiging van betekenis' bij bestanddeelvorming - 12 november 2020
Voor bestanddeelvorming op grond van art. 3:4 lid 2 BW geldt een fysieke maatstaf. Of afscheiding 'beschadiging van betekenis' toebrengt, wordt niet beoordeeld aan de hand van economische gevolgen, maar aan de fysieke gevolgen van de scheiding.
ECLI:NL:HR:1997:ZC2478 - Hoge Raad - 30 oktober 1997
ECLI:NL:HR:2012:BX7474 - Arrest Prorail/Rijswijk Wonen: Tijdelijke hulpfunctie en bestanddeelvorming naar verkeersopvatting - 5 december 2012
De tijdelijke hulpfunctie van een zaak, bestemd voor verwijdering, is een aanwijzing dat het naar verkeersopvatting geen bestanddeel is. Het is echter niet doorslaggevend; alle omstandigheden van het geval bepalen of er sprake is van bestanddeelvorming op grond van artikel 3:4 lid 1 BW.
ECLI:NL:HR:2022:61 - WKO-installatie en servicekosten: Huurrecht prevaleert boven oude Warmtewet - 20 januari 2022
Een warmte-koudeopslaginstallatie (WKO) is een onroerende aanhorigheid (art. 7:233 BW). De kapitaal- en onderhoudskosten daarvan moeten in de kale huurprijs worden verwerkt. In de conflictperiode prevaleerde de beschermende werking van het huurrecht (art. 7:237 lid 2 BW) boven de oude Warmtewet 2014.
ECLI:NL:HR:2018:1 - Eigendom transformatoren: definitie Elektriciteitswet is leidend voor natrekking via een net - 4 januari 2018
De definitie van 'net' in de Elektriciteitswet is bepalend voor wat naar verkeersopvatting als bestanddeel van dat net wordt beschouwd en wie dus eigenaar is via natrekking (art. 5:20 lid 2 BW). Contractuele afspraken die hiervan afwijken, zijn echter niet per definitie ongeldig.
ECLI:NL:HR:2013:CA0813 - WKK-installatie als onroerende zaak in de zin van artikel 3:3 BW - 26 september 2013
Een warmtekrachtkoppelingsinstallatie (WKK) die visueel en functioneel een geheel vormt met een gebouwencomplex is een onroerende zaak. Doorslaggevend is dat de installatie naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, een bestemming die naar buiten kenbaar is. De technische verplaatsbaarheid is niet relevant.
ECLI:NL:HR:2020:1787 - Zalco/Glencore: Misbruik van bevoegdheid door curator en ingangsdatum wettelijke rente - 12 november 2020
Een curator handelt onrechtmatig als hij misbruik maakt van zijn bevoegdheid onder art. 58 Fw door onredelijke voorwaarden te stellen die executie door de pandhouder feitelijk onmogelijk maken. De rechter moet ambtshalve toetsen of de feiten een vordering kunnen dragen, ook als er geen verweer is.