Artikel 36 (Derdenbescherming bij gewekt vertrouwen)
Tegen hem die als derde op grond van een verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, het ontstaan, bestaan of tenietgaan van een bepaalde rechtsbetrekking heeft aangenomen en in redelijk vertrouwen op de juistheid van die veronderstelling heeft gehandeld, kan door degene om wiens verklaring of gedraging het gaat, met betrekking tot deze handeling op de onjuistheid van die veronderstelling geen beroep worden gedaan.
Uitleg in duidelijke taal
Tegen hem die als derde op grond van een verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, het ontstaan, bestaan of tenietgaan van een bepaalde rechtsbetrekking heeft aangenomen en in redelijk vertrouwen op de juistheid van die veronderstelling heeft gehandeld, kan door degene om wiens verklaring of gedraging het gaat, met betrekking tot deze handeling op de onjuistheid van die veronderstelling geen beroep worden gedaan.
Dit artikel betekent letterlijk dat, indien een derde partij op grond van een verklaring of gedraging van een ander persoon, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, het ontstaan, bestaan of tenietgaan van een bepaalde rechtsbetrekking heeft aangenomen en vervolgens in redelijk vertrouwen op de juistheid van die veronderstelling heeft gehandeld, degene om wiens verklaring of gedraging het gaat, met betrekking tot deze handeling van de derde, geen beroep kan doen op de onjuistheid van die veronderstelling.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2004:AO1427
ECLI:NL:HR:2018:148 - Uitleg kettingbeding: Haviltex-maatstaf geldt ook voor rechtsopvolgers onder bijzondere titel
Bij de uitleg van een contractuele verplichting tussen twee oorspronkelijke partijen geldt de Haviltex-maatstaf. Deze maatstaf blijft van toepassing op de rechtsverhouding met hun rechtsopvolgers onder bijzondere titel, tenzij de opvolger zich op derdenbescherming (art. 3:36 BW) kan beroepen.
ECLI:NL:HR:2014:682
ECLI:NL:HR:2016:2640 - Omvang derdenbescherming beslaglegger bij onjuiste registers (art. 3:36 BW)
Een beslaglegger kan zich beroepen op art. 3:36 BW, maar deze bescherming is beperkt. Het dekt de beslaglegging als bewarende maatregel, maar strekt niet tot de executie van het goed als de beslaglegger voor de executie de ware rechtstoestand te weten komt.
ECLI:NL:HR:2002:AE3381
ECLI:NL:HR:2001:AD3953
ECLI:NL:HR:1992:ZC0498
ECLI:NL:HR:2021:783 - CEO-fraude: Wiens risico bij betaling na een vervalste factuur?
Bij CEO-fraude kan het risico van betaling op een verkeerd bankrekeningnummer worden toegerekend aan de schuldeiser, ook als deze geen schuld treft. Bijzondere omstandigheden, zoals het gebruik van het correcte e-mailadres door de fraudeur, kunnen deze toerekening van gerechtvaardigd vertrouwen rechtvaardigen.