Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 11. Rechtsvorderingen
Artikel 309

Artikel 309 (Verjaring rechtsvordering onverschuldigde betaling)

Laatste versie

Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden en in ieder geval twintig jaren nadat de vordering is ontstaan.

Uitleg in duidelijke taal

Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden en in ieder geval twintig jaren nadat de vordering is ontstaan.

Dit artikel bepaalt dat een rechtsvordering die voortvloeit uit een onverschuldigde betaling (een betaling die zonder rechtsgrond is verricht) verjaart na het verstrijken van een termijn van vijf jaar. Deze termijn van vijf jaar begint op de dag die volgt op de dag waarop de schuldeiser kennis heeft gekregen van zowel het bestaan van zijn vordering (het recht om de betaling terug te eisen) als van de persoon van de ontvanger (degene die de betaling ten onrechte heeft ontvangen). De rechtsvordering verjaart echter in elk geval na verloop van twintig jaar, gerekend vanaf het moment dat de vordering is ontstaan (het moment van de onverschuldigde betaling zelf), ongeacht de bekendheid van de schuldeiser met deze feiten.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad34x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1052

ECLI:NL:HR:2016:10523 juni 2016Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AK3696

ECLI:NL:HR:2003:AK369628 november 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BQ0709

ECLI:NL:HR:2011:BQ070917 juni 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BK1615

ECLI:NL:HR:2010:BK16158 januari 2010Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA8363

ECLI:NL:HR:2000:AA836317 november 2000Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
BestuursrechtOmgevingsrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1936 - Verjaring van vergoedingsrechten tussen echtgenoten: geen korte termijn van vijf jaar

ECLI:NL:HR:2022:193623 december 2022Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten verjaren niet na vijf jaar. De Hoge Raad oordeelt dat de aard van de huwelijkse verhouding zich verzet tegen analoge toepassing van de korte verjaringstermijnen uit Boek 3 BW, omdat van echtgenoten niet verwacht kan worden dat zij tijdens het huwelijk rechtsmaatregelen treffen.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AR0309

ECLI:NL:HR:2004:AR030910 december 2004Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2003:AF4604

ECLI:NL:HR:2003:AF460418 april 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak