Artikel 306 (Algemene verjaringstermijn rechtsvordering twintig jaar)
Indien de wet niet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van twintig jaren.
Uitleg in duidelijke taal
Indien de wet niet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van twintig jaren.
Dit betekent dat, als de wet geen afwijkende regeling kent (niet anders bepaalt), een juridische aanspraak of claim (rechtsvordering) niet langer afdwingbaar is (verjaart) na het verstrijken (door verloop) van een periode van twintig jaren.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:309 - Verjaring van Grond: Eigendomsverlies is Onrechtmatige Daad - 23 februari 2017
Eigendomsverkrijging door een bezitter te kwader trouw (art. 3:105 BW) is mogelijk, ook als de eigenaar het land had moeten inspecteren om de inbezitneming te ontdekken. De voormalig eigenaar kan vervolgens wel schadevergoeding vorderen op grond van onrechtmatige daad, eventueel in de vorm van teruglevering van de grond.
ECLI:NL:HR:2015:762 - Verdeling van overgeslagen pensioenrechten kan niet verjaren - 26 maart 2015
Een vordering tot nadere verdeling van een bij een eerdere verdeling overgeslagen goed, zoals pensioenrechten, is een vordering tot verdeling in de zin van artikel 3:178 BW. Deze vordering kan 'te allen tijde' worden ingesteld en is daarom, net als de oorspronkelijke verdelingsvordering, niet aan verjaring onderhevig.
ECLI:NL:HR:2015:2463 - Verjaring van gemeentegrond na verkrijging eigendom van aangrenzend erfpachtperceel - 3 september 2015
Voor de aanvang van bezit is niet vereist dat de rechthebbende daadwerkelijk weet heeft van de bezitsdaden. De verjaringstermijn kan aanvangen op het moment dat een onrechtmatige toestand (gebruik) overgaat in bezit, bijvoorbeeld doordat een houder (erfpachter) eigenaar wordt van het aangrenzende perceel.
ECLI:NL:HR:2008:BD7601 - Hoge Raad - 9 oktober 2008
ECLI:NL:HR:2021:649 - Beroep op verjaring legaat slechts in uitzonderlijke gevallen onaanvaardbaar - 22 april 2021
De Hoge Raad oordeelt dat een beroep op de objectieve verjaringstermijn van twintig jaar (art. 3:306 BW) voor het opeisen van een legaat slechts in uitzonderlijke gevallen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Enkel de onbekendheid met het testament is daarvoor onvoldoende.
ECLI:NL:HR:2010:BO1763 - Verkrijgende verjaring: erkenning van eigendom stuit niet alleen, maar beëindigt bezit - 16 december 2010
De erkenning van het eigendomsrecht van een ander stuit op grond van art. 3:318 BW de verjaring. Deze erkenning brengt tevens mee dat de persoon niet langer als bezitter kan worden aangemerkt, maar als houder voor die ander. Hierdoor kan geen beroep meer worden gedaan op verkrijgende verjaring.
ECLI:NL:HR:2022:1936 - Verjaring van vergoedingsrechten tussen echtgenoten: geen korte termijn van vijf jaar - 22 december 2022
Vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten verjaren niet na vijf jaar. De Hoge Raad oordeelt dat de aard van de huwelijkse verhouding zich verzet tegen analoge toepassing van de korte verjaringstermijnen uit Boek 3 BW, omdat van echtgenoten niet verwacht kan worden dat zij tijdens het huwelijk rechtsmaatregelen treffen.
ECLI:NL:HR:2023:62 - Bevrijdende Verjaring: Onrechtmatige Daad bij Wetenschap van Eigendom Bevestigd - 19 januari 2023
De Hoge Raad bevestigt de regel uit het Gemeente Heusden-arrest: wie grond in bezit neemt wetende dat die van een ander is, handelt onrechtmatig. Na voltooiing van de verjaring kan de voormalig eigenaar schadevergoeding vorderen, doorgaans de teruglevering van de grond.
ECLI:NL:HR:2016:2222 - Executoriaal beslag stuit verjaring van executiebevoegdheid niet voortdurend - 29 september 2016
Het leggen van executoriaal beslag stuit de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een vonnis. Dit heeft echter geen voortdurende stuitende werking. Er begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen van in beginsel de oorspronkelijke termijn, maar maximaal vijf jaar.