Artikel 306 (Algemene verjaringstermijn rechtsvordering twintig jaar)
Indien de wet niet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van twintig jaren.
Uitleg in duidelijke taal
Indien de wet niet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van twintig jaren.
Dit betekent dat, als de wet geen afwijkende regeling kent (niet anders bepaalt), een juridische aanspraak of claim (rechtsvordering) niet langer afdwingbaar is (verjaart) na het verstrijken (door verloop) van een periode van twintig jaren.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:309 - Verjaring van Grond: Eigendomsverlies is Onrechtmatige Daad
Eigendomsverkrijging door een bezitter te kwader trouw (art. 3:105 BW) is mogelijk, ook als de eigenaar het land had moeten inspecteren om de inbezitneming te ontdekken. De voormalig eigenaar kan vervolgens wel schadevergoeding vorderen op grond van onrechtmatige daad, eventueel in de vorm van teruglevering van de grond.
ECLI:NL:HR:2008:BD7601
ECLI:NL:HR:2015:2463
ECLI:NL:HR:2015:762
ECLI:NL:HR:2021:649
ECLI:NL:HR:2016:2222 - Executoriaal beslag stuit verjaring van executiebevoegdheid niet voortdurend
Het leggen van executoriaal beslag stuit de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een vonnis. Dit heeft echter geen voortdurende stuitende werking. Er begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen van in beginsel de oorspronkelijke termijn, maar maximaal vijf jaar.
ECLI:NL:HR:2010:BO1763
ECLI:NL:HR:2023:62 - Bevrijdende Verjaring: Onrechtmatige Daad bij Wetenschap van Eigendom Bevestigd
De Hoge Raad bevestigt de regel uit het Gemeente Heusden-arrest: wie grond in bezit neemt wetende dat die van een ander is, handelt onrechtmatig. Na voltooiing van de verjaring kan de voormalig eigenaar schadevergoeding vorderen, doorgaans de teruglevering van de grond.
ECLI:NL:HR:2022:1936 - Verjaring van vergoedingsrechten tussen echtgenoten: geen korte termijn van vijf jaar
Vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten verjaren niet na vijf jaar. De Hoge Raad oordeelt dat de aard van de huwelijkse verhouding zich verzet tegen analoge toepassing van de korte verjaringstermijnen uit Boek 3 BW, omdat van echtgenoten niet verwacht kan worden dat zij tijdens het huwelijk rechtsmaatregelen treffen.