Artikel 291 (Retentierecht tegen derden en Erfgoedwet-uitzondering)
1. De schuldeiser kan het retentierecht mede inroepen tegen derden die een recht op de zaak hebben verkregen, nadat zijn vordering was ontstaan en de zaak in zijn macht was gekomen.
2. Hij kan het retentierecht ook inroepen tegen derden met een ouder recht, indien zijn vordering voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan, of hij geen reden had om aan de bevoegdheid van de schuldenaar te twijfelen.
3. De schuldeiser kan het retentierecht niet inroepen tegen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die op grond van artikel 6.15 van de Erfgoedwet een rechtsvordering instelt.
Uitleg in duidelijke taal
1. De schuldeiser kan het retentierecht mede inroepen tegen derden die een recht op de zaak hebben verkregen, nadat zijn vordering was ontstaan en de zaak in zijn macht was gekomen.
Dit lid bepaalt dat de schuldeiser het retentierecht mede inroepen kan tegen derden die een recht op de zaak hebben verkregen. Dit kan de schuldeiser doen nadat zijn vordering was ontstaan en de zaak in zijn macht was gekomen.
2. Hij kan het retentierecht ook inroepen tegen derden met een ouder recht, indien zijn vordering voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan, of hij geen reden had om aan de bevoegdheid van de schuldenaar te twijfelen.
De schuldeiser ("Hij" in de wettekst) kan het retentierecht ook inroepen tegen derden met een ouder recht. Dit is mogelijk indien zijn vordering voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan. Het is eveneens mogelijk indien de schuldeiser (hij) geen reden had om aan de bevoegdheid van de schuldenaar te twijfelen.
3. De schuldeiser kan het retentierecht niet inroepen tegen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die op grond van artikel 6.15 van de Erfgoedwet een rechtsvordering instelt.
De schuldeiser kan het retentierecht niet inroepen tegen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit is het geval indien de minister op grond van artikel 6.15 van de Erfgoedwet een rechtsvordering instelt.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2023:970 - Retentierecht, ouder recht en de fatale gevolgen van een onvoldoende kenbare grief
Een grief moet voldoende kenbaar zijn voor de wederpartij en de rechter. De Hoge Raad oordeelt dat het hof buiten de rechtsstrijd is getreden. Ten overvloede wordt overwogen dat de rechtsopvolger van een derde met een ouder recht diens sterke positie jegens de retentor behoudt.