Artikel 288 (Bevoorrechte vorderingen op alle goederen)
De bevoorrechte vorderingen op alle goederen zijn de vorderingen ter zake van: a. de kosten van de aanvraag tot faillietverklaring, doch alleen ter zake van het faillissement dat op de aanvraag is uitgesproken, alsmede van de kosten, door een schuldeiser gemaakt, ter verkrijging van vereffening buiten faillissement; b. de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene; c. hetgeen een werknemer, een gewezen werknemer en hun nabestaanden ter zake van reeds vervallen termijnen van pensioen van de werkgever te vorderen hebben, voor zover de vordering niet ouder is dan een jaar; d. hetgeen waarop een werknemer, niet zijnde een bestuurder van de rechtspersoon bij wie hij in dienst is, een gewezen werknemer en hun nabestaanden ter zake van in de toekomst tot uitkering komende termijnen van pensioen jegens de werkgever recht hebben; e. al hetgeen een werknemer over het lopende en het voorafgaande kalenderjaar in geld op grond van de arbeidsovereenkomst van zijn werkgever te vorderen heeft, alsmede de bedragen door de werkgever aan de werknemer in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd uit hoofde van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de arbeidsovereenkomst; f. de verschuldigde uitkeringen tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen en in de kosten van levensonderhoud en studie van meerderjarige kinderen die de leeftijd van een en twintig jaren niet hebben bereikt.
Uitleg in duidelijke taal
De bevoorrechte vorderingen op alle goederen zijn de vorderingen ter zake van:
Dit betekent letterlijk dat de vorderingen die een voorrangspositie (bevoorrecht) hebben op alle goederen van een schuldenaar, betrekking hebben op (ter zake van) de hierna genoemde zaken:
a. de kosten van de aanvraag tot faillietverklaring, doch alleen ter zake van het faillissement dat op de aanvraag is uitgesproken, alsmede van de kosten, door een schuldeiser gemaakt, ter verkrijging van vereffening buiten faillissement;
Dit betreft letterlijk de kosten die zijn gemaakt voor het indienen van een aanvraag tot faillietverklaring. Deze voorrang geldt echter alleen voor het faillissement dat daadwerkelijk is uitgesproken als gevolg van die specifieke aanvraag. Daarnaast vallen hieronder ook de kosten die een schuldeiser heeft gemaakt om een afwikkeling van schulden (vereffening) te realiseren zonder dat er sprake is van een faillissement.
b. de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene;
Dit zijn letterlijk de kosten die gemaakt worden voor de begrafenis of crematie (lijkbezorging). Deze kosten zijn bevoorrecht op voorwaarde dat ze passen bij de financiële en sociale situatie (omstandigheden) van de overleden persoon.
c. hetgeen een werknemer, een gewezen werknemer en hun nabestaanden ter zake van reeds vervallen termijnen van pensioen van de werkgever te vorderen hebben, voor zover de vordering niet ouder is dan een jaar;
Dit betreft letterlijk de bedragen die een huidige werknemer, een voormalige (gewezen) werknemer en hun nabestaanden nog van de werkgever tegoed hebben (te vorderen hebben) met betrekking tot pensioenuitkeringen (termijnen van pensioen) die al betaald hadden moeten zijn (reeds vervallen). Deze bevoorrechte positie geldt alleen als de vordering niet ouder is dan één jaar.
d. hetgeen waarop een werknemer, niet zijnde een bestuurder van de rechtspersoon bij wie hij in dienst is, een gewezen werknemer en hun nabestaanden ter zake van in de toekomst tot uitkering komende termijnen van pensioen jegens de werkgever recht hebben;
Dit gaat letterlijk om de bedragen waarop een huidige werknemer (die geen bestuurder is van de rechtspersoon waarvoor hij werkt), een voormalige (gewezen) werknemer en hun nabestaanden recht hebben van de werkgever met betrekking tot pensioenuitkeringen (termijnen van pensioen) die in de toekomst betaald zullen worden (in de toekomst tot uitkering komende).
e. al hetgeen een werknemer over het lopende en het voorafgaande kalenderjaar in geld op grond van de arbeidsovereenkomst van zijn werkgever te vorderen heeft, alsmede de bedragen door de werkgever aan de werknemer in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd uit hoofde van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de arbeidsovereenkomst.
Dit omvat letterlijk al het geld dat een werknemer nog van zijn werkgever te vorderen heeft op basis van de arbeidsovereenkomst, over het huidige (lopende) kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Hieronder vallen ook de bedragen die de werkgever verschuldigd is aan de werknemer in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zoals bepaald in de regels van het Burgerlijk Wetboek die over de arbeidsovereenkomst gaan.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:649 - VOF failliet: positie werknemersvorderingen in privéschuldsanering van de vennoten
Een arbeidsovereenkomst met een VOF geldt als een overeenkomst met de gezamenlijke vennoten. Hierdoor zijn vorderingen van werknemers (en UWV) niet alleen preferent op het VOF-vermogen, maar ook op het privévermogen van elke vennoot in diens faillissement of schuldsanering.
ECLI:NL:HR:2003:AF0189
ECLI:NL:HR:2014:898
ECLI:NL:HR:2014:904
ECLI:NL:HR:2018:1108 - Voorrecht zeevarende voor pensioenschade prevaleert boven hypotheekrecht bank
Een vordering tot schadevergoeding wegens het niet nakomen van een pensioenverplichting door een werkgever, vloeit voort uit de zee-arbeidsovereenkomst. Deze vordering is bevoorrecht op grond van art. 8:211 sub b BW en heeft voorrang op een scheepshypotheek, zonder de tijdslimiet voor loonvorderingen.