Artikel 24 (Reikwijdte bescherming verkrijger niet-ingeschreven feiten)
1. Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling tot verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel in de registers wordt ingeschreven, een eveneens voor inschrijving in de registers vatbaar feit niet met betrekking tot dat registergoed ingeschreven was, kan dit feit aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij hij het kende.
2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van:
a. feiten die naar hun aard vatbaar zijn voor inschrijving in een register van de burgerlijke stand, een huwelijksgoederenregister of een boedelregister, ook indien het feit in een gegeven geval daarin niet kan worden ingeschreven, omdat daarop de Nederlandse wet niet van toepassing is; b. in het curatele- en bewindregister ingeschreven ondercuratelestelling en opheffing van curatele; c. in het faillissementsregister, het surséanceregister en het register schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ingeschreven rechterlijke uitspraken; d. aanvaarding en verwerping van een nalatenschap; e. verjaring.
3. Het eerste lid is evenmin van toepassing ten aanzien van erfopvolgingen en uiterste wilsbeschikkingen die op het tijdstip van de inschrijving van de rechtshandeling nog niet ingeschreven waren, doch daarna, mits binnen drie maanden na de dood van de erflater, alsnog in de registers zijn ingeschreven.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling tot verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel in de registers wordt ingeschreven, een eveneens voor inschrijving in de registers vatbaar feit niet met betrekking tot dat registergoed ingeschreven was, kan dit feit aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij hij het kende.
Dit lid stelt dat indien een rechtshandeling tot verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel
in de registers wordt ingeschreven
, en op datzelfde tijdstip een ander feit
dat eveneens voor inschrijving in de registers vatbaar
was niet met betrekking tot dat registergoed ingeschreven was
, dan kan dit niet-ingeschreven feit aan de verkrijger niet worden tegengeworpen
. Dit geldt echter niet als de verkrijger
het feit kende
.
2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van:
De regel uit het eerste lid geldt niet voor:
a. feiten die naar hun aard vatbaar zijn voor inschrijving in een register van de burgerlijke stand, een huwelijksgoederenregister of een boedelregister, ook indien het feit in een gegeven geval daarin niet kan worden ingeschreven, omdat daarop de Nederlandse wet niet van toepassing is;
Dit betreft feiten die naar hun aard vatbaar zijn voor inschrijving in een register van de burgerlijke stand, een huwelijksgoederenregister of een boedelregister, ook indien het feit in een gegeven geval daarin niet kan worden ingeschreven, omdat daarop de Nederlandse wet niet van toepassing is
.
b. in het curatele- en bewindregister ingeschreven ondercuratelestelling en opheffing van curatele;
Dit betreft in het curatele- en bewindregister ingeschreven ondercuratelestelling en opheffing van curatele
.
c. in het faillissementsregister, het surséanceregister en het register schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ingeschreven rechterlijke uitspraken;
Dit betreft in het faillissementsregister, het surséanceregister en het register schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ingeschreven rechterlijke uitspraken
.
d. aanvaarding en verwerping van een nalatenschap;
Dit betreft aanvaarding en verwerping van een nalatenschap
.
e. verjaring.
Dit betreft verjaring
.
3. Het eerste lid is evenmin van toepassing ten aanzien van erfopvolgingen en uiterste wilsbeschikkingen die op het tijdstip van de inschrijving van de rechtshandeling nog niet ingeschreven waren, doch daarna, mits binnen drie maanden na de dood van de erflater, alsnog in de registers zijn ingeschreven.
De regel uit het eerste lid is ook niet van toepassing op erfopvolgingen en uiterste wilsbeschikkingen
die nog niet waren ingeschreven
op het moment dat de rechtshandeling
van de verkrijger werd ingeschreven
. Dit geldt echter alleen als deze erfopvolgingen
en uiterste wilsbeschikkingen
later alsnog, en wel mits binnen drie maanden na de dood van de erflater
, in de registers zijn ingeschreven
.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:484 - Zaaksvervanging bij ruilverkaveling is geen inschrijfbaar feit voor derdenbescherming
De overgang van een hypotheekrecht op een vervangend perceel door ruilverkaveling (zaaksvervanging) is geen 'voor inschrijving vatbaar feit' in de zin van art. 3:17 BW. Een derde-verkrijger wordt daarom niet beschermd door art. 3:24 BW tegen de niet-vermelding van dit hypotheekrecht.
ECLI:NL:HR:2016:2640 - Omvang derdenbescherming beslaglegger bij onjuiste registers (art. 3:36 BW)
Een beslaglegger kan zich beroepen op art. 3:36 BW, maar deze bescherming is beperkt. Het dekt de beslaglegging als bewarende maatregel, maar strekt niet tot de executie van het goed als de beslaglegger voor de executie de ware rechtstoestand te weten komt.