Terug naar bibliotheek
Boek 2. Rechtspersonen
Titel 1. Algemene bepalingen
Artikel 23c

Artikel 23c (Heropening vereffening, herleving rechtspersoon, verjaring)

Laatste versie

1. Indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. In dat geval herleeft de rechtspersoon, doch uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. De vereffenaar is bevoegd van elk der gerechtigden terug te vorderen hetgeen deze te veel uit het overschot heeft ontvangen.

2. Gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan, is er een verlengingsgrond als bedoeld in artikel 320 van Boek 3 ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen van of tegen de rechtspersoon.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. In dat geval herleeft de rechtspersoon, doch uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. De vereffenaar is bevoegd van elk der gerechtigden terug te vorderen hetgeen deze te veel uit het overschot heeft ontvangen.

Dit lid bepaalt het volgende: Als, nadat een rechtspersoon is opgehouden te bestaan, er alsnog een schuldeiser of een gerechtigde tot het saldo zich meldt, of als van het bestaan van een bate blijkt, dan kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. In dat specifieke geval herleeft de rechtspersoon, maar dit herleven is uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. De vereffenaar is vervolgens bevoegd om van elk der gerechtigden (degenen die een deel van het saldo hebben ontvangen) datgene terug te vorderen wat zij te veel uit het overschot heeft ontvangen.

2. Gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan, is er een verlengingsgrond als bedoeld in artikel 320 van Boek 3 ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen van of tegen de rechtspersoon.

Dit lid stelt dat gedurende de periode (tijdvak) waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan, er een verlengingsgrond geldt met betrekking tot de verjaring van rechtsvorderingen. Deze verlengingsgrond is zoals omschreven in artikel 320 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betreft zowel rechtsvorderingen van de rechtspersoon (die de rechtspersoon zelf kan instellen) als rechtsvorderingen tegen de rechtspersoon (die tegen de rechtspersoon ingesteld kunnen worden).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad71x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BX9762

ECLI:NL:HR:2013:BX976211 januari 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad68x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AK8288

ECLI:NL:HR:2003:AK828819 september 2003Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ4096

ECLI:NL:HR:2013:BZ409614 juni 2013Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:1182

ECLI:NL:HR:2017:118230 juni 2017Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1310 - Verjaring vordering op na faillissement opgeheven rechtspersoon: een ongeschreven verlengingsgrond

ECLI:NL:HR:2020:131017 juli 2020Dit wetsartikel wordt 14 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat er een ongeschreven verlengingsgrond voor verjaring bestaat voor vorderingen op een rechtspersoon die na faillissement is opgehouden te bestaan. Dit past in het stelsel van de wet en voorkomt dat een vordering verjaart terwijl de schuldenaar niet bestaat.

Civiel RechtInsolventierecht, Verbintenissenrecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BJ4910

ECLI:NL:HR:2009:BJ491018 december 2009Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1876

ECLI:NL:HR:2022:187616 december 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3299

ECLI:NL:HR:2015:329913 november 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Burgerlijk Procesrecht, Ondernemingsrecht, Goederenrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:CA3743

ECLI:NL:HR:2013:CA37436 december 2013Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:150 - Directe actie benadeelde (art. 7:954 BW): ook zonder melding na ophouden bestaan rechtspersoon

ECLI:NL:HR:2019:1501 februari 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De uitzondering op het meldingsvereiste voor een directe actie (art. 7:954 lid 2 BW) geldt ook als de aansprakelijke rechtspersoon pas na het schade-evenement ophoudt te bestaan. Bescherming van het slachtoffer weegt zwaarder dan het belang van de niet meer bestaande verzekerde.

Civiel RechtVerzekeringsrecht, Insolventierecht, Letselschaderecht