Artikel 23c (Heropening vereffening, herleving rechtspersoon, verjaring)
1. Indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. In dat geval herleeft de rechtspersoon, doch uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. De vereffenaar is bevoegd van elk der gerechtigden terug te vorderen hetgeen deze te veel uit het overschot heeft ontvangen.
2. Gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan, is er een verlengingsgrond als bedoeld in artikel 320 van Boek 3 ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen van of tegen de rechtspersoon.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. In dat geval herleeft de rechtspersoon, doch uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. De vereffenaar is bevoegd van elk der gerechtigden terug te vorderen hetgeen deze te veel uit het overschot heeft ontvangen.
2. Gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan, is er een verlengingsgrond als bedoeld in artikel 320 van Boek 3 ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen van of tegen de rechtspersoon.
Dit lid stelt dat gedurende de periode (tijdvak) waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan, er een verlengingsgrond geldt met betrekking tot de verjaring van rechtsvorderingen. Deze verlengingsgrond is zoals omschreven in artikel 320 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betreft zowel rechtsvorderingen van de rechtspersoon (die de rechtspersoon zelf kan instellen) als rechtsvorderingen tegen de rechtspersoon (die tegen de rechtspersoon ingesteld kunnen worden).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:BX9762
ECLI:NL:HR:2003:AK8288
ECLI:NL:HR:2013:BZ4096
ECLI:NL:HR:2017:1182
ECLI:NL:HR:2020:1310 - Verjaring vordering op na faillissement opgeheven rechtspersoon: een ongeschreven verlengingsgrond
De Hoge Raad oordeelt dat er een ongeschreven verlengingsgrond voor verjaring bestaat voor vorderingen op een rechtspersoon die na faillissement is opgehouden te bestaan. Dit past in het stelsel van de wet en voorkomt dat een vordering verjaart terwijl de schuldenaar niet bestaat.
ECLI:NL:HR:2009:BJ4910
ECLI:NL:HR:2022:1876
ECLI:NL:HR:2015:3299
ECLI:NL:HR:2013:CA3743
ECLI:NL:HR:2019:150 - Directe actie benadeelde (art. 7:954 BW): ook zonder melding na ophouden bestaan rechtspersoon
De uitzondering op het meldingsvereiste voor een directe actie (art. 7:954 lid 2 BW) geldt ook als de aansprakelijke rechtspersoon pas na het schade-evenement ophoudt te bestaan. Bescherming van het slachtoffer weegt zwaarder dan het belang van de niet meer bestaande verzekerde.