Artikel 96 (Schulden echtgenoten verhaal en vergoeding)
1. Voor een schuld van een echtgenoot kunnen, ongeacht of deze in de gemeenschap is gevallen, zowel de goederen van de gemeenschap als zijn eigen goederen worden uitgewonnen.
2. Voor een niet in de gemeenschap gevallen schuld van een echtgenoot kunnen de goederen van de gemeenschap niet worden uitgewonnen, indien de andere echtgenoot eigen goederen van eerstgenoemde aanwijst, die voldoende verhaal bieden. Voor een in de gemeenschap gevallen schuld van een echtgenoot kunnen de eigen goederen van deze echtgenoot niet worden uitgewonnen, indien hij goederen van de gemeenschap aanwijst, die voldoende verhaal bieden.
3. Het verhaal op de goederen van de gemeenschap voor een niet tot de gemeenschap behorende schuld van een echtgenoot is beperkt tot de helft van de opbrengst van het uitgewonnen goed. De andere helft komt de andere echtgenoot toe en valt voortaan buiten de gemeenschap. De andere echtgenoot is bevoegd, indien een schuldeiser verhaal op een goed van de gemeenschap zoekt ter zake van een niet tot de gemeenschap behorende schuld, het goed waarop de schuldeiser verhaal zoekt, over te nemen tegen betaling van de helft van de waarde van dat goed uit zijn eigen vermogen. Vanaf het tijdstip van de overneming is dit een eigen goed van deze echtgenoot, dat niet in de gemeenschap valt.
4. De echtgenoot uit wiens eigen goederen een schuld van de gemeenschap is voldaan, heeft deswege recht op vergoeding uit de goederen van de gemeenschap. Betreft het een schuld ter zake van een tot de gemeenschap behorend goed, dan wordt het beloop van de vergoeding bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid.
5. De echtgenoot wiens niet in de gemeenschap gevallen schuld uit goederen van de gemeenschap is voldaan, is deswege gehouden tot vergoeding aan de gemeenschap. Betreft het een schuld ter zake van een tot zijn eigen vermogen behorend goed, dan wordt het beloop van de vergoeding bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid.
6. De echtgenoot die een schuldeiser tegenwerpt dat een goed waarop deze verhaal zoekt niet behoort tot de gemeenschap, draagt daarvan de bewijslast.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voor een schuld van een echtgenoot kunnen, ongeacht of deze in de gemeenschap is gevallen, zowel de goederen van de gemeenschap als zijn eigen goederen worden uitgewonnen.
Dit betekent dat als een echtgenoot een schuld heeft, schuldeisers voor de betaling van die schuld zowel de goederen die tot de huwelijksgemeenschap behoren als de privégoederen van die echtgenoot kunnen aanspreken (uitwinnen). Dit geldt ongeacht of de schuld zelf in de gemeenschap is gevallen of een privéschuld is.
2. Voor een niet in de gemeenschap gevallen schuld van een echtgenoot kunnen de goederen van de gemeenschap niet worden uitgewonnen, indien de andere echtgenoot eigen goederen van eerstgenoemde aanwijst, die voldoende verhaal bieden. Voor een in de gemeenschap gevallen schuld van een echtgenoot kunnen de eigen goederen van deze echtgenoot niet worden uitgewonnen, indien hij goederen van de gemeenschap aanwijst, die voldoende verhaal bieden.
Dit lid stelt dat voor een privéschuld van een echtgenoot (een schuld die niet in de gemeenschap is gevallen), de goederen van de gemeenschap niet door schuldeisers kunnen worden aangesproken (uitgewonnen) als de andere echtgenoot privégoederen van de echtgenoot met de schuld aanwijst die genoeg zijn om de schuld te dekken (voldoende verhaal bieden). Omgekeerd, voor een gemeenschapsschuld van een echtgenoot (een schuld die wel in de gemeenschap is gevallen), kunnen de privégoederen van deze echtgenoot niet worden aangesproken als hij goederen van de gemeenschap aanwijst die genoeg zijn om de schuld te dekken.
3. Het verhaal op de goederen van de gemeenschap voor een niet tot de gemeenschap behorende schuld van een echtgenoot is beperkt tot de helft van de opbrengst van het uitgewonnen goed. De andere helft komt de andere echtgenoot toe en valt voortaan buiten de gemeenschap. De andere echtgenoot is bevoegd, indien een schuldeiser verhaal op een goed van de gemeenschap zoekt ter zake van een niet tot de gemeenschap behorende schuld, het goed waarop de schuldeiser verhaal zoekt, over te nemen tegen betaling van de helft van de waarde van dat goed uit zijn eigen vermogen. Vanaf het tijdstip van de overneming is dit een eigen goed van deze echtgenoot, dat niet in de gemeenschap valt.
Als een schuldeiser zich voor een privéschuld van een echtgenoot (een schuld die niet tot de gemeenschap behoort) wil verhalen op goederen van de gemeenschap, dan mag de schuldeiser zich slechts verhalen op de helft van de opbrengst van het verkochte (uitgewonnen) gemeenschapsgoed. De andere helft van die opbrengst komt toe aan de andere echtgenoot en wordt diens privévermogen, het valt dan niet meer in de gemeenschap. Bovendien heeft de andere echtgenoot het recht, wanneer een schuldeiser verhaal zoekt op een gemeenschapsgoed voor een privéschuld van de ene echtgenoot, om dat goed over te nemen. Dit kan door de helft van de waarde van dat goed te betalen uit zijn of haar eigen privévermogen. Vanaf het moment van overname wordt dit goed een privégoed van de echtgenoot die het overneemt en valt het buiten de gemeenschap.
4. De echtgenoot uit wiens eigen goederen een schuld van de gemeenschap is voldaan, heeft deswege recht op vergoeding uit de goederen van de gemeenschap. Betreft het een schuld ter zake van een tot de gemeenschap behorend goed, dan wordt het beloop van de vergoeding bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid.
Indien een gemeenschapsschuld is betaald met de privégoederen van een echtgenoot, heeft deze echtgenoot daarom (deswege) recht op een vergoeding. Deze vergoeding moet komen uit de goederen van de gemeenschap. Als de schuld betrekking heeft op een goed dat tot de gemeenschap behoort, wordt de hoogte (het beloop) van de vergoeding vastgesteld volgens de regels van artikel 87, tweede en derde lid.
5. De echtgenoot wiens niet in de gemeenschap gevallen schuld uit goederen van de gemeenschap is voldaan, is deswege gehouden tot vergoeding aan de gemeenschap. Betreft het een schuld ter zake van een tot zijn eigen vermogen behorend goed, dan wordt het beloop van de vergoeding bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid.
Indien een privéschuld van een echtgenoot (een schuld die niet in de gemeenschap is gevallen) is betaald met goederen uit de gemeenschap, is die echtgenoot daarom (deswege) verplicht (gehouden) om de gemeenschap hiervoor te vergoeden. Als de schuld betrekking heeft op een goed dat tot het privévermogen van die echtgenoot behoort, wordt de hoogte (het beloop) van de vergoeding vastgesteld volgens de regels van artikel 87, tweede en derde lid.
6. De echtgenoot die een schuldeiser tegenwerpt dat een goed waarop deze verhaal zoekt niet behoort tot de gemeenschap, draagt daarvan de bewijslast.
Wanneer een echtgenoot aan een schuldeiser stelt (tegenwerpt) dat een goed waarop de schuldeiser zijn schuld wil verhalen geen deel uitmaakt van de gemeenschap, dan moet die echtgenoot dit bewijzen. De verantwoordelijkheid voor het leveren van bewijs (de bewijslast) ligt dus bij die echtgenoot.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:504 - Privéschenking op gemeenschapsrekening: vergoedingsrecht blijft bestaan na consumptie
Een echtgenoot die privévermogen op een gemeenschappelijke rekening stort, behoudt een vergoedingsrecht op de gemeenschap. Dat de gelden vervolgens worden geconsumeerd of besteed aan huishoudelijke kosten, doet hier in beginsel niet aan af. De bewijslast ligt bij de andere echtgenoot om aan te tonen dat dit recht is verminderd.
ECLI:NL:HR:2023:1571 - Vergoedingsrechten informeel samenlevenden: geen analoge toepassing huwelijksvermogensrecht
Voor informeel samenlevenden geldt geen specifieke wettelijke regeling voor vergoedingsrechten bij investering in een gemeenschappelijk goed. Een dergelijk recht kan niet worden gebaseerd op de eenvoudige gemeenschap zelf, maar moet worden beoordeeld aan de hand van het algemene verbintenissenrecht.
ECLI:NL:HR:1987:AC2558
ECLI:NL:HR:2008:BB9781
ECLI:NL:HR:1998:ZC2690
ECLI:NL:HR:2022:1389
ECLI:NL:HR:2022:1080 - Pensioenverevening DGA: peildatum, afstorting, dekkingstekort en vergoedingsrecht
De Hoge Raad herhaalt de regels voor pensioenverevening bij een DGA. De commerciële waarde en de betaalbaarheid van afstorting worden beoordeeld op het moment van feitelijke afstorting, niet de scheidingsdatum. Een tekort wordt in beginsel evenredig gedeeld. Een vergoedingsrecht ontstaat als privévermogen is aangewend voor gemeenschapsschulden.
ECLI:NL:HR:2023:1409 - Beslag op gemeenschapsgoederen voor privéschuld echtgenoot is toelaatbaar
Goederen die in de wettelijke gemeenschap van goederen vallen, zijn vatbaar voor conservatoir beslag (art. 94a Sv) voor een ontnemingsvordering tegen één echtgenoot. De civielrechtelijke mogelijkheid tot verhaal op gemeenschapsgoederen voor een privéschuld (art. 1:96 BW) is hiervoor de grondslag.