Artikel 95 (Privévermogen, goederenverkrijging, vergoedingsrechten)
1. Een goed dat een echtgenoot anders dan om niet verkrijgt, blijft buiten de gemeenschap indien de tegenprestatie bij de verkrijging van dit goed voor meer dan de helft ten laste komt van zijn eigen vermogen. Voor zover de tegenprestatie ten laste van de gemeenschap komt, is de echtgenoot gehouden tot een vergoeding aan de gemeenschap. Het beloop van de vergoeding wordt bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid.
2. Indien een goed tot de gemeenschap gaat behoren en een echtgenoot bij de verkrijging uit zijn eigen vermogen aan de tegenprestatie heeft bijgedragen, komt deze echtgenoot een vergoedingsvordering toe, waarvan het beloop overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid, wordt bepaald.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een goed dat een echtgenoot anders dan om niet verkrijgt, blijft buiten de gemeenschap indien de tegenprestatie bij de verkrijging van dit goed voor meer dan de helft ten laste komt van zijn eigen vermogen. Voor zover de tegenprestatie ten laste van de gemeenschap komt, is de echtgenoot gehouden tot een vergoeding aan de gemeenschap. Het beloop van de vergoeding wordt bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid.
Dit lid bepaalt het volgende: Wanneer een echtgenoot een goed verkrijgt op een andere wijze dan gratis (anders dan om niet), blijft dit goed buiten de gemeenschap van goederen. Dit is het geval indien de tegenprestatie voor de verkrijging van dit goed voor meer dan de helft ten laste komt van het eigen vermogen van die echtgenoot. Voor het deel van de tegenprestatie dat ten laste van de gemeenschap komt, is de echtgenoot verplicht (gehouden tot) een vergoeding te betalen aan de gemeenschap. De omvang (het beloop) van deze vergoeding wordt vastgesteld conform artikel 87, tweede en derde lid.
2. Indien een goed tot de gemeenschap gaat behoren en een echtgenoot bij de verkrijging uit zijn eigen vermogen aan de tegenprestatie heeft bijgedragen, komt deze echtgenoot een vergoedingsvordering toe, waarvan het beloop overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid, wordt bepaald.
Dit lid stelt het volgende: Indien een goed wel tot de gemeenschap van goederen gaat behoren, en een echtgenoot bij de verkrijging van dat goed heeft bijgedragen aan de tegenprestatie vanuit zijn of haar eigen vermogen, dan heeft deze echtgenoot recht op een vergoedingsvordering. De omvang (het beloop) van deze vergoedingsvordering wordt eveneens bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:504 - Privéschenking op gemeenschapsrekening: vergoedingsrecht blijft bestaan na consumptie
Een echtgenoot die privévermogen op een gemeenschappelijke rekening stort, behoudt een vergoedingsrecht op de gemeenschap. Dat de gelden vervolgens worden geconsumeerd of besteed aan huishoudelijke kosten, doet hier in beginsel niet aan af. De bewijslast ligt bij de andere echtgenoot om aan te tonen dat dit recht is verminderd.
ECLI:NL:HR:2008:BF2295
ECLI:NL:HR:2015:1199
ECLI:NL:HR:2023:1571 - Vergoedingsrechten informeel samenlevenden: geen analoge toepassing huwelijksvermogensrecht
Voor informeel samenlevenden geldt geen specifieke wettelijke regeling voor vergoedingsrechten bij investering in een gemeenschappelijk goed. Een dergelijk recht kan niet worden gebaseerd op de eenvoudige gemeenschap zelf, maar moet worden beoordeeld aan de hand van het algemene verbintenissenrecht.
ECLI:NL:HR:1987:AC2558
ECLI:NL:HR:2022:1936 - Verjaring van vergoedingsrechten tussen echtgenoten: geen korte termijn van vijf jaar
Vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten verjaren niet na vijf jaar. De Hoge Raad oordeelt dat de aard van de huwelijkse verhouding zich verzet tegen analoge toepassing van de korte verjaringstermijnen uit Boek 3 BW, omdat van echtgenoten niet verwacht kan worden dat zij tijdens het huwelijk rechtsmaatregelen treffen.