Artikel 89 (Vernietigbaarheid rechtshandeling door andere echtgenoot)
1. Een rechtshandeling die een echtgenoot in strijd met het vorige artikel heeft verricht, is vernietigbaar; slechts de andere echtgenoot kan een beroep op de vernietigingsgrond doen.
2. Het vorige lid geldt niet voor een andere handeling dan een gift, indien de wederpartij te goeder trouw was.
3. Het einde van het huwelijk en scheiding van tafel en bed hebben geen invloed op de bevoegdheid om ter vernietiging van een rechtshandeling van een echtgenoot een beroep op de vernietigingsgrond te doen, die voordien was ontstaan. Indien de andere echtgenoot dientengevolge schuldenaar uit die rechtshandeling wordt, geldt artikel 51 lid 3 van Boek 3 voor hem slechts, zolang de termijn van artikel 52 lid 1 van Boek 3 niet is verstreken.
4. De verklaring of rechtsvordering tot vernietiging behoeft in afwijking van de artikelen 50 lid 1 en 51 lid 2 van Boek 3 niet mede te worden gericht tot de echtgenoot die de handeling heeft verricht.
5. De echtgenoot die een beroep op de vernietigingsgrond heeft gedaan, kan tevens alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtsvorderingen instellen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een rechtshandeling die een echtgenoot in strijd met het vorige artikel heeft verricht, is vernietigbaar; slechts de andere echtgenoot kan een beroep op de vernietigingsgrond doen.
Dit betekent dat een juridische handeling (rechtshandeling) die door een echtgenoot is uitgevoerd in strijd met de bepalingen van het voorgaande artikel, ongeldig gemaakt kan worden (vernietigbaar is). Alleen de andere echtgenoot heeft het recht om deze vernietigingsgrond in te roepen.
2. Het vorige lid geldt niet voor een andere handeling dan een gift, indien de wederpartij te goeder trouw was.
Dit betekent dat de regel uit het eerste lid niet van toepassing is op een rechtshandeling die geen gift is, op voorwaarde dat de partij waarmee de echtgenoot de handeling verrichtte (de wederpartij) te goeder trouw was (dat wil zeggen, niet wist of behoorde te weten dat de handeling in strijd was met het vorige artikel).
3. Het einde van het huwelijk en scheiding van tafel en bed hebben geen invloed op de bevoegdheid om ter vernietiging van een rechtshandeling van een echtgenoot een beroep op de vernietigingsgrond te doen, die voordien was ontstaan. Indien de andere echtgenoot dientengevolge schuldenaar uit die rechtshandeling wordt, geldt artikel 51 lid 3 van Boek 3 voor hem slechts, zolang de termijn van artikel 52 lid 1 van Boek 3 niet is verstreken.
Dit betekent dat het eindigen van het huwelijk of een scheiding van tafel en bed geen verandering brengt in de bevoegdheid om een beroep te doen op de vernietigingsgrond voor een rechtshandeling van een echtgenoot, indien die bevoegdheid al eerder was ontstaan. Als de andere echtgenoot hierdoor (dientengevolge) schuldenaar wordt vanwege die rechtshandeling, is artikel 51 lid 3 van Boek 3 Burgerlijk Wetboek alleen op hem van toepassing zolang de termijn genoemd in artikel 52 lid 1 van Boek 3 Burgerlijk Wetboek nog niet is afgelopen (verstreken).
4. De verklaring of rechtsvordering tot vernietiging behoeft in afwijking van de artikelen 50 lid 1 en 51 lid 2 van Boek 3 niet mede te worden gericht tot de echtgenoot die de handeling heeft verricht.
Dit betekent dat, anders dan wat bepaald is in artikel 50 lid 1 en artikel 51 lid 2 van Boek 3 Burgerlijk Wetboek, de verklaring of de juridische procedure (rechtsvordering) om tot vernietiging te komen niet ook gericht hoeft te zijn tegen de echtgenoot die de betreffende rechtshandeling heeft uitgevoerd.
5. De echtgenoot die een beroep op de vernietigingsgrond heeft gedaan, kan tevens alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtsvorderingen instellen.
Dit betekent dat de echtgenoot die een beroep op de vernietigingsgrond heeft gedaan, tevens alle rechtsvorderingen kan instellen die voortvloeien uit de nietigheid van de rechtshandeling.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2008:BC2837
ECLI:NL:HR:2015:3018
ECLI:NL:HR:2017:936 - Stuiting verjaring door collectieve actie duurt voort tot WCAM-beslissing
Een collectieve actie stuit de verjaring voor vernietiging van effectenleaseovereenkomsten. Deze stuitende werking eindigt niet bij de schikking, maar pas met de rechterlijke beslissing op het WCAM-verzoek. De termijn van art. 3:316 lid 2 BW vangt pas dan aan.
ECLI:NL:HR:2015:1866
ECLI:NL:HR:2011:BO6106
ECLI:NL:HR:2020:810 - Gezag van gewijsde en de niet-handelende echtgenoot bij effectenlease
Een vonnis over de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst bindt een echtgenoot die geen partij was niet. Echter, een onherroepelijke uitspraak tussen de níet-handelende echtgenoot en de wederpartij over de vernietiging (art. 1:89 BW) heeft wél werking jegens de handelende echtgenoot.
ECLI:NL:HR:2012:BU6506
ECLI:NL:HR:2020:483 - Borgtocht ter afwending faillissement en de normale bedrijfsuitoefening (art. 1:88 BW)
Voor de uitzondering op het toestemmingsvereiste bij borgtocht (art. 1:88 lid 5 BW) moet worden getoetst of de specifieke rechtshandeling waarvoor de zekerheid wordt gegeven, zoals uitstel van betaling ter afwending van een faillissement, tot de normale bedrijfsuitoefening behoort, niet de oorspronkelijke onderliggende schuld.
ECLI:NL:HR:2019:506 - Kwade Trouw bij Onverschuldigde Betaling: Subjectieve Kennis van Vernietiging Vereist
Voor kwade trouw bij onverschuldigde betaling (art. 6:205 BW) is subjectieve kennis van de ontvanger vereist. Bij een vernietigbare overeenkomst betekent dit dat de ontvanger ten tijde van de betaling wist of vermoedde dat de vernietigingsbevoegdheid daadwerkelijk zou worden ingeroepen.