Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 6. Rechten en verplichtingen van echtgenoten
Artikel 87

Artikel 87 (Vergoedingsplicht echtgenoot bij vermogensverschuiving)

Laatste versie

1. Indien een echtgenoot ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een goed dat tot zijn eigen vermogen zal behoren, verkrijgt of indien ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een schuld ter zake van een tot zijn eigen vermogen behorend goed wordt voldaan of afgelost, ontstaat voor de eerstgenoemde echtgenoot een plicht tot vergoeding.

2. De vergoeding beloopt een gedeelte van de waarde van het goed op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan. Dit gedeelte:

a. is in het geval van een verkrijging ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot evenredig aan het uit diens vermogen afkomstige aandeel in de tegenprestatie voor het goed; b. komt in het geval van een voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot overeen met de verhouding tussen het uit diens vermogen voldane of afgeloste bedrag ten opzichte van de waarde van het goed op het tijdstip van die voldoening of aflossing.

3. Ten aanzien van de vergoeding gelden voorts de volgende regels:

a. tenzij de echtgenoot het vermogen van de andere echtgenoot met diens toestemming heeft aangewend op de wijze als bedoeld in het eerste lid, beloopt de vergoeding ten minste het nominale bedrag dat ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot is gekomen; b. ter zake van goederen die naar hun aard bestemd zijn om te worden verbruikt, beloopt de vergoeding steeds het nominale bedrag dat ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot is gekomen; c. ter zake van goederen die inmiddels zijn vervreemd zonder dat daarvoor andere goederen in de plaats zijn gekomen, wordt in plaats van de waarde, bedoeld in de aanhef van het tweede lid, uitgegaan van de waarde ten tijde van de vervreemding. Met een vervreemding wordt gelijkgesteld het onherroepelijk worden van een begunstiging bij een sommenverzekering of een andere begunstiging bij een beding ten behoeve van een derde.

4. Echtgenoten kunnen bij overeenkomst afwijken van het eerste lid tot en met het derde lid. Geen vergoeding is verschuldigd voor zover door de verkrijging, voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot wordt voldaan aan een op die echtgenoot rustende verbintenis.

5. Kan de vergoeding overeenkomstig het eerste tot en met het vierde lid niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien een echtgenoot ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een goed dat tot zijn eigen vermogen zal behoren, verkrijgt of indien ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een schuld ter zake van een tot zijn eigen vermogen behorend goed wordt voldaan of afgelost, ontstaat voor de eerstgenoemde echtgenoot een plicht tot vergoeding.

Dit lid betekent letterlijk dat als een echtgenoot een goed verkrijgt dat tot zijn of haar eigen vermogen gaat behoren, en dit gebeurt ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot, er een plicht tot vergoeding ontstaat voor de echtgenoot die het goed verkrijgt. Hetzelfde geldt indien ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een schuld wordt voldaan of afgelost die betrekking heeft op een goed dat tot het eigen vermogen van de eerstgenoemde echtgenoot behoort.

2. De vergoeding beloopt een gedeelte van de waarde van het goed op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan. Dit gedeelte:

Dit lid stelt dat de hoogte van de vergoeding een deel is van de waarde van het betreffende goed. Deze waarde wordt bepaald op het moment dat de vergoeding daadwerkelijk wordt betaald. Dit gedeelte wordt nader gespecificeerd in de volgende onderdelen.

a. is in het geval van een verkrijging ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot evenredig aan het uit diens vermogen afkomstige aandeel in de tegenprestatie voor het goed;

Dit onderdeel a betekent dat wanneer een goed is verkregen ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot, het te vergoeden gedeelte evenredig is aan het aandeel dat uit het vermogen van die andere echtgenoot afkomstig is en dat is gebruikt voor de tegenprestatie (betaling) voor dat goed.

b. komt in het geval van een voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot overeen met de verhouding tussen het uit diens vermogen voldane of afgeloste bedrag ten opzichte van de waarde van het goed op het tijdstip van die voldoening of aflossing.

Dit onderdeel b betekent dat wanneer een schuld is voldaan of afgelost ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot, het te vergoeden gedeelte overeenkomt met de verhouding. Deze verhouding is die tussen het bedrag dat uit het vermogen van de andere echtgenoot is betaald voor de voldoening of aflossing, en de waarde van het goed op het moment van die voldoening of aflossing.

3. Ten aanzien van de vergoeding gelden voorts de volgende regels:

Dit lid geeft aan dat er met betrekking tot de vergoeding nog aanvullende regels van toepassing zijn, die hierna worden genoemd.

a. tenzij de echtgenoot het vermogen van de andere echtgenoot met diens toestemming heeft aangewend op de wijze als bedoeld in het eerste lid, beloopt de vergoeding ten minste het nominale bedrag dat ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot is gekomen;

Dit onderdeel a stelt dat de vergoeding minimaal gelijk is aan het nominale bedrag dat van het vermogen van de andere echtgenoot is gebruikt. Een uitzondering hierop is als de echtgenoot het vermogen van de andere echtgenoot heeft gebruikt met diens toestemming, op de manier zoals beschreven in het eerste lid.

b. ter zake van goederen die naar hun aard bestemd zijn om te worden verbruikt, beloopt de vergoeding steeds het nominale bedrag dat ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot is gekomen;

Dit onderdeel b bepaalt dat voor goederen die van nature bedoeld zijn om opgebruikt te worden (verbruiksgoederen), de vergoeding altijd gelijk is aan het nominale bedrag dat ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot is gekomen.

c. ter zake van goederen die inmiddels zijn vervreemd zonder dat daarvoor andere goederen in de plaats zijn gekomen, wordt in plaats van de waarde, bedoeld in de aanhef van het tweede lid, uitgegaan van de waarde ten tijde van de vervreemding. Met een vervreemding wordt gelijkgesteld het onherroepelijk worden van een begunstiging bij een sommenverzekering of een andere begunstiging bij een beding ten behoeve van een derde.

Dit onderdeel c regelt dat als goederen zijn vervreemd (bijvoorbeeld verkocht of geschonken) en er geen andere goederen voor in de plaats zijn gekomen, de waarde van het goed wordt bepaald op het moment van vervreemding. Dit is in afwijking van de waarde zoals bedoeld in de aanhef van het tweede lid. Het onherroepelijk worden van een begunstiging bij een sommenverzekering, of een andere begunstiging via een beding ten behoeve van een derde, wordt gelijkgesteld aan een vervreemding.

4. Echtgenoten kunnen bij overeenkomst afwijken van het eerste lid tot en met het derde lid. Geen vergoeding is verschuldigd voorzover door de verkrijging, voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot wordt voldaan aan een op die echtgenoot rustende verbintenis.

Dit lid stelt dat echtgenoten de mogelijkheid hebben om via een overeenkomst af te wijken van de regels zoals vastgelegd in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel. Verder is er geen vergoeding verschuldigd indien de verkrijging, voldoening of aflossing die ten laste kwam van het vermogen van de andere echtgenoot, diende ter nakoming van een verbintenis die al op die andere echtgenoot rustte.

5. Kan de vergoeding overeenkomstig het eerste tot en met het vierde lid niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.

Dit lid bepaalt dat indien het niet mogelijk is om de vergoeding exact vast te stellen volgens de regels van het eerste tot en met het vierde lid, de hoogte van de vergoeding zal worden geschat.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad116x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:707 - Vergoedingsrecht samenwoners: geen analogie met huwelijk, toets via verbintenissenrecht.

ECLI:NL:HR:2019:70710 mei 2019Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak

Voor informeel samenwonenden geldt geen analoog vergoedingsrecht zoals bij gehuwden. Een vordering tot vergoeding van een investering in de woning van de ander moet worden beoordeeld aan de hand van het algemene verbintenissenrecht (overeenkomst, ongerechtvaardigde verrijking) of de redelijkheid en billijkheid.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Verbintenissenrecht, Goederenrecht
Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1571 - Vergoedingsrechten informeel samenlevenden: geen analoge toepassing huwelijksvermogensrecht

ECLI:NL:HR:2023:157117 november 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Voor informeel samenlevenden geldt geen specifieke wettelijke regeling voor vergoedingsrechten bij investering in een gemeenschappelijk goed. Een dergelijk recht kan niet worden gebaseerd op de eenvoudige gemeenschap zelf, maar moet worden beoordeeld aan de hand van het algemene verbintenissenrecht.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Goederenrecht
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1199

ECLI:NL:HR:2015:11991 mei 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtPersonen En Familierecht
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1871

ECLI:NL:HR:2015:187110 juli 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1936 - Verjaring van vergoedingsrechten tussen echtgenoten: geen korte termijn van vijf jaar

ECLI:NL:HR:2022:193623 december 2022Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten verjaren niet na vijf jaar. De Hoge Raad oordeelt dat de aard van de huwelijkse verhouding zich verzet tegen analoge toepassing van de korte verjaringstermijnen uit Boek 3 BW, omdat van echtgenoten niet verwacht kan worden dat zij tijdens het huwelijk rechtsmaatregelen treffen.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2384

ECLI:NL:HR:2018:238421 december 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak