Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 15. Omgang en informatie
Artikel 377a

Artikel 377a (Recht op omgang en gronden ontzegging)

Laatste versie

1. Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.

2. De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.

3. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:

a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.

Dit lid stelt dat het kind het recht op omgang heeft met zijn ouders en met een persoon die een nauwe persoonlijke betrekking met het kind heeft. Verder heeft de niet met het gezag belaste ouder zowel het recht op als de verplichting tot omgang met zijn kind.

2. De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.

Dit lid bepaalt dat de rechter een beslissing neemt over het omgangsrecht. Dit gebeurt op verzoek van de ouders (of één van hen) of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. De rechter stelt dan een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast, of ontzegt juist het recht op omgang. Beide beslissingen kunnen al dan niet voor bepaalde tijd gelden.

3. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:

Dit lid specificeert dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien aan een of meer van de hierna volgende voorwaarden is voldaan.

a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of

De rechter ontzegt het recht op omgang indien de omgang ernstig nadeel zou veroorzaken voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of

b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of

De rechter ontzegt het recht op omgang indien de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, overduidelijk (kennelijk) ongeschikt of overduidelijk (kennelijk) niet in staat moet worden geacht tot omgang, of

c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of

De rechter ontzegt het recht op omgang indien het kind dat twaalf jaren of ouder is, tijdens zijn verhoor heeft laten weten (heeft doen blijken) dat het ernstige bezwaren tegen omgang heeft met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat, of

d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

De rechter ontzegt het recht op omgang indien de omgang op een andere manier (anderszins) in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad150x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:91

ECLI:NL:HR:2014:9117 januari 2014Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad82x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:2665

ECLI:NL:HR:2014:266512 september 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad71x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:748

ECLI:NL:HR:2014:74828 maart 2014Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad55x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1513 - Hoge Raad: Bevel tot terugverhuizen ook mogelijk na verkrijgen gezamenlijk gezag

ECLI:NL:HR:2021:151315 oktober 2021Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De rechter kan een ouder bevelen terug te verhuizen, ook als deze is verhuisd met eenhoofdig gezag, zodra er gezamenlijk gezag is vastgesteld (art. 1:253a BW). Ook bij eenhoofdig gezag kan een bevel tot terugverhuizen een passende maatregel zijn op grond van art. 8 EVRM.

Hoge Raad45x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:943

ECLI:NL:HR:2017:94319 mei 2017Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:452

ECLI:NL:HR:2016:45218 maart 2016Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BL7043

ECLI:NL:HR:2010:BL704321 mei 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1409

ECLI:NL:HR:2015:140929 mei 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV9538

ECLI:NL:HR:2012:BV953825 mei 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA8894

ECLI:NL:HR:2000:AA88948 december 2000Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak