Artikel 336a (Verblijfswijziging minderjarige: toestemming verzorgers voor voogd)
1. Indien de minderjarige door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden, kan de voogd niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige brengen.
2. Voor zover de volgens het vorige lid vereiste toestemmingen niet worden verkregen, kunnen zij op verzoek van de voogd door die van de rechtbank worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
3. In geval van afwijzing van het verzoek is de beschikking van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn, welke de duur van zes maanden niet te boven mag gaan. Is echter voor het einde van deze termijn een verzoek tot ondertoezichtstelling van het kind, tot beëindiging van de voogdij, dan wel een verzoek als bedoeld in artikel 299a, van dit boek aanhangig gemaakt, dan blijft de beschikking gelden, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist.
4. In geval van gezamenlijke uitoefening van de voogdij, wordt de in het eerste lid bedoelde instemming door beide voogden gegeven.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de minderjarige door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden, kan de voogd niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige brengen.
Dit betekent letterlijk: Als de minderjarige door een andere persoon of andere personen dan zijn voogd, als deel van het gezin en met instemming van de voogd, voor een periode van minimaal één jaar is verzorgd en opgevoed, dan kan de voogd de verblijfplaats van de minderjarige alleen veranderen (wijziging brengen) met toestemming van de personen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen.
2. Voor zover de volgens het vorige lid vereiste toestemmingen niet worden verkregen, kunnen zij op verzoek van de voogd door die van de rechtbank worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
Dit betekent letterlijk: In het geval dat de toestemmingen die volgens het eerste lid vereist zijn, niet worden verkregen, kunnen deze toestemmingen op verzoek van de voogd worden vervangen door toestemming van de rechtbank. Een dergelijk verzoek van de voogd wordt alleen goedgekeurd (ingewilligd) als de rechtbank oordeelt dat dit noodzakelijk is in het belang van de minderjarige.
3. In geval van afwijzing van het verzoek is de beschikking van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn, welke de duur van zes maanden niet te boven mag gaan. Is echter voor het einde van deze termijn een verzoek tot ondertoezichtstelling van het kind, tot beëindiging van de voogdij, dan wel een verzoek als bedoeld in artikel 299a, van dit boek aanhangig gemaakt, dan blijft de beschikking gelden, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist.
Dit betekent letterlijk: Indien het verzoek (om vervangende toestemming van de rechtbank) wordt afgewezen, dan is die afwijzende beslissing (beschikking) van kracht voor een periode die door de rechtbank wordt vastgesteld. Deze periode mag niet langer zijn dan zes maanden. Als er echter vóór het einde van deze vastgestelde termijn een verzoek is ingediend (aanhangig gemaakt) voor ondertoezichtstelling van het kind, of voor beëindiging van de voogdij, of een verzoek zoals omschreven in artikel 299a van dit boek, dan blijft de (afwijzende) beschikking geldig totdat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak (bij gewijsde) is gedaan over dat nieuw ingediende verzoek.
4. In geval van gezamenlijke uitoefening van de voogdij, wordt de in het eerste lid bedoelde instemming door beide voogden gegeven.
Dit betekent letterlijk: Wanneer de voogdij gezamenlijk wordt uitgeoefend (bijvoorbeeld door twee voogden), dan moet de instemming die in het eerste lid wordt genoemd (de instemming van de voogd met de verzorging en opvoeding door anderen) door beide voogden gezamenlijk worden gegeven.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2024:1895 - Rechtsmiddelenverbod en spoedprocedure bij wijziging verblijfplaats kind bij ouder zonder gezag - 19 december 2024
Het rechtsmiddelenverbod van art. 807 Rv is van toepassing bij wijziging van de verblijfplaats van een kind dat bij een ouder zonder gezag woont (art. 1:336a BW). De spoedprocedure van art. 800 lid 3 Rv kan hierop analoog worden toegepast.