Artikel 274 (Gezagsuitoefening na beëindiging ouderlijk gezag)
1. Indien de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, wordt na de beëindiging van het gezag van een van hen voortaan het gezag door de andere ouder alleen uitgeoefend.
2. In geval van beëindiging van het gezag van een ouder, die het gezag alleen uitoefent, kan de andere ouder de rechtbank te allen tijde verzoeken met de uitoefening van het gezag te worden belast. Dit verzoek wordt ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
3. De rechtbank die het verzoek bedoeld bij het vorige lid heeft afgewezen, kan deze beschikking steeds wijzigen. Zij doet dit echter slechts op verzoek van de betrokken ouder, en niet dan op grond van omstandigheden, waarmede de rechter bij het geven van de beschikking geen rekening heeft kunnen houden.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, wordt na de beëindiging van het gezag van een van hen voortaan het gezag door de andere ouder alleen uitgeoefend.
Dit betekent dat als de ouders samen het gezag over hun kind(eren) hebben en het gezag van één van de ouders wordt beëindigd, de andere ouder vanaf dat moment alleen het gezag zal uitoefenen.
2. In geval van beëindiging van het gezag van een ouder, die het gezag alleen uitoefent, kan de andere ouder de rechtbank te allen tijde verzoeken met de uitoefening van het gezag te worden belast. Dit verzoek wordt ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
Dit betekent dat wanneer het gezag van een ouder die alleen het gezag uitoefende, wordt beëindigd, de andere ouder de rechtbank op ieder moment kan vragen om met de uitoefening van het gezag te worden belast. De rechtbank zal dit verzoek goedkeuren (inwilligen) als zij van oordeel is dat dit noodzakelijk is in het belang van het minderjarige kind.
3. De rechtbank die het verzoek bedoeld bij het vorige lid heeft afgewezen, kan deze beschikking steeds wijzigen. Zij doet dit echter slechts op verzoek van de betrokken ouder, en niet dan op grond van omstandigheden, waarmede de rechter bij het geven van de beschikking geen rekening heeft kunnen houden.
Dit betekent dat als de rechtbank het verzoek, zoals beschreven in het tweede lid, eerder heeft afgewezen, zij deze beslissing (beschikking) altijd kan aanpassen. De rechtbank zal dit echter alleen doen als de betreffende ouder hierom vraagt en alleen op basis van omstandigheden waarmee de rechter bij het nemen van de eerdere beslissing geen rekening heeft kunnen houden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2025:1011 - Gecertificeerde instelling kan in hoger beroep zonder advocaat verweer voeren - 26 juni 2025
De vrijstelling van verplichte procesvertegenwoordiging voor een Gecertificeerde Instelling (art. 1:283 BW) geldt niet alleen voor het indienen van verzoeken, maar ook voor het voeren van verweer. Deze vrijstelling, die voortvloeit uit de wetsgeschiedenis, is ook van toepassing in hoger beroep.