Artikel 265b (Machtiging uithuisplaatsing kinderrechter)
1. Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
2. De machtiging kan eveneens worden verleend op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of op verzoek van het openbaar ministerie.
3. Voor opneming en verblijf als bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, of 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet is geen machtiging als bedoeld in het eerste lid vereist, doch een machtiging als bedoeld in genoemde artikelleden. Deze machtiging geldt voor de toepassing van artikel 265a als een machtiging als bedoeld in het eerste lid.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Dit lid bepaalt dat de kinderrechter een gecertificeerde instelling, zoals omschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die de verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van deze instelling kan machtigen om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Deze machtiging mag alleen worden verleend indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of voor onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
2. De machtiging kan eveneens worden verleend op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of op verzoek van het openbaar ministerie.
Dit lid voegt toe dat de machtiging tot uithuisplaatsing ook verleend kan worden op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of op verzoek van het openbaar ministerie.
3. Voor opneming en verblijf als bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, of 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet is geen machtiging als bedoeld in het eerste lid vereist, doch een machtiging als bedoeld in genoemde artikelleden. Deze machtiging geldt voor de toepassing van artikel 265a als een machtiging als bedoeld in het eerste lid.
Dit lid verduidelijkt dat voor opneming en verblijf zoals gespecificeerd in artikel 6.1.2, eerste lid, of 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet, niet de machtiging uit het eerste lid van dit huidige artikel (265b) is vereist. In plaats daarvan is een machtiging nodig zoals bedoeld in de zojuist genoemde artikelleden van de Jeugdwet. Een dergelijke specifieke machtiging volgens de Jeugdwet wordt echter voor de toepassing van artikel 265a beschouwd als gelijkwaardig aan een machtiging zoals bedoeld in het eerste lid van dit huidige artikel (265b).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2023:1148 - Geen zelfstandige toetsing perspectiefbesluit, wel indirecte beoordeling via geschillenregeling
Een perspectiefbesluit kan niet zelfstandig via de geschillenregeling van art. 1:262b BW aan de rechter worden voorgelegd. Wel moet de rechter het besluit beoordelen als dit nodig is om te beslissen over een ander geschil betreffende de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
ECLI:NL:HR:2019:575
ECLI:NL:HR:2021:1113
ECLI:NL:HR:2021:748 - Hoge Raad: Toestemming vakantie pleegkind bij uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling
Pleegouders hebben in beginsel geen toestemming nodig van de met gezag belaste ouders voor een vakantie met een uit huis geplaatst kind. Wel moeten zij de gecertificeerde instelling (GI) om toestemming vragen als de vakantie de omgangsregeling met de ouders raakt.