Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 4. Ondertoezichtstelling van minderjarigen
Artikel 256

Artikel 256 (Ondertoezichtstelling minderjarige asielzoekers)

Laatste versie

1. De kinderrechter kan een minderjarige door of voor wie een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is ingediend en die in verband daarmee in een centrum als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers verblijft, onder toezicht stellen van een daartoe door Onze Minister van Justitie aanvaarde rechtspersoon.

2. Onze Minister van Justitie kan voorwaarden stellen bij of voorschriften verbinden aan de aanvaarding, bedoeld in het eerste lid, en de rechtspersoon voor een bepaalde tijd aanvaarden.

3. Op de ondertoezichtstelling en een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid zijn de bepalingen van de afdelingen 4 en 5 alsmede artikel 326 van overeenkomstige toepassing.

4. In geval van vervanging van de rechtspersoon op grond van artikel 259, wordt een gecertificeerde instelling benoemd die een contract of een subsidierelatie heeft met de gemeente waar de minderjarige zijn woonplaats als bedoeld in de Jeugdwet heeft. Hetzelfde geldt indien de rechtspersoon niet meer voldoet aan de eisen voor benoeming, bedoeld in het eerste lid, in welk geval de kinderrechter ambtshalve tot vervanging overgaat, tenzij voortzetting van de taken door bedoelde rechtspersoon om reden van continuïteit noodzakelijk is.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. De kinderrechter kan een minderjarige door of voor wie een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is ingediend en die in verband daarmee in een centrum als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers verblijft, onder toezicht stellen van een daartoe door Onze Minister van Justitie aanvaarde rechtspersoon.

Dit betekent dat de kinderrechter de bevoegdheid heeft om een minderjarige onder toezicht te stellen. Dit geldt voor een minderjarige door of voor wie een aanvraag is ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, zoals omschreven in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. Een andere voorwaarde is dat deze minderjarige in verband met die aanvraag verblijft in een centrum zoals bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De ondertoezichtstelling geschiedt door een rechtspersoon die hiervoor door de Minister van Justitie is aanvaard.

2. Onze Minister van Justitie kan voorwaarden stellen bij of voorschriften verbinden aan de aanvaarding, bedoeld in het eerste lid, en de rechtspersoon voor een bepaalde tijd aanvaarden.

Dit lid geeft aan dat de Minister van Justitie de bevoegdheid heeft om voorwaarden te stellen bij de aanvaarding van de rechtspersoon, zoals genoemd in het eerste lid. Ook kan de Minister voorschriften verbinden aan deze aanvaarding. Verder kan de Minister de rechtspersoon voor een specifieke periode aanvaarden.

3. Op de ondertoezichtstelling en een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid zijn de bepalingen van de afdelingen 4 en 5 alsmede artikel 326 van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat de regels (bepalingen) uit de afdelingen 4 en 5 van deze titel, evenals artikel 326, op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) gelden voor de ondertoezichtstelling die in dit artikel wordt beschreven en voor de rechtspersoon die in het eerste lid is genoemd.

4. In geval van vervanging van de rechtspersoon op grond van artikel 259, wordt een gecertificeerde instelling benoemd die een contract of een subsidierelatie heeft met de gemeente waar de minderjarige zijn woonplaats als bedoeld in de Jeugdwet heeft. Hetzelfde geldt indien de rechtspersoon niet meer voldoet aan de eisen voor benoeming, bedoeld in het eerste lid, in welk geval de kinderrechter ambtshalve tot vervanging overgaat, tenzij voortzetting van de taken door bedoelde rechtspersoon om reden van continuïteit noodzakelijk is.

Dit lid beschrijft wat er gebeurt als de in lid 1 genoemde rechtspersoon wordt vervangen. Als de vervanging plaatsvindt op basis van artikel 259, dan wordt een gecertificeerde instelling benoemd. Deze instelling moet een contract of een subsidierelatie hebben met de gemeente waar de minderjarige zijn woonplaats heeft volgens de Jeugdwet. Dezelfde procedure geldt als de oorspronkelijke rechtspersoon niet meer voldoet aan de benoemingseisen uit het eerste lid. In dat geval zal de kinderrechter uit eigen beweging (ambtshalve) tot vervanging besluiten, tenzij het voor de continuïteit van de taken noodzakelijk is dat de huidige rechtspersoon zijn werkzaamheden voortzet.