Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 2. Ouderlijk gezag
§ 2a. Gezag na meerderjarigverklaring
Artikel 253ha

Artikel 253ha (Meerderjarigverklaring minderjarige moeder)

Laatste versie

1. De minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft, haar kind wenst te verzorgen en op te voeden kan, indien zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren.

2. Het verzoek kan ten behoeve van de vrouw ook worden gedaan door de raad voor de kinderbescherming. Deze behoeft hiertoe haar schriftelijke toestemming. Het verzoek vervalt, indien de vrouw haar toestemming intrekt.

3. Het verzoek kan ook voor de bevalling door of ten behoeve van de vrouw worden gedaan, alsmede indien de vrouw eerst omstreeks het tijdstip van haar bevalling de leeftijd van zestien jaren zal hebben bereikt. In dat geval wordt op het verzoek niet eerder dan na de bevalling of, indien de vrouw op dat tijdstip nog geen zestien jaar is, nadat zij die leeftijd heeft bereikt, beslist.

4. De kinderrechter willigt het verzoek slechts in, indien hij dit in het belang van de moeder en haar kind wenselijk oordeelt. Indien een ander met het gezag is belast, wordt de moeder daarmee belast.

5. De minderjarige vrouw is bekwaam in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen.

Uitleg in duidelijke taal

1. De minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft, haar kind wenst te verzorgen en op te voeden kan, indien zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren.

Dit lid bepaalt dat een minderjarige vrouw die het gezag over haar kind uitoefent en dit kind wenst te verzorgen en op te voeden, de kinderrechter kan verzoeken om haar meerderjarig te verklaren. Een voorwaarde hiervoor is dat zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt.

2. Het verzoek kan ten behoeve van de vrouw ook worden gedaan door de raad voor de kinderbescherming. Deze behoeft hiertoe haar schriftelijke toestemming. Het verzoek vervalt, indien de vrouw haar toestemming intrekt.

Dit lid stelt dat het verzoek tot meerderjarigverklaring ook ten behoeve van de vrouw kan worden gedaan door de raad voor de kinderbescherming. Hiervoor is de schriftelijke toestemming van de vrouw noodzakelijk. Indien de vrouw haar schriftelijke toestemming intrekt, vervalt het verzoek.

3. Het verzoek kan ook voor de bevalling door of ten behoeve van de vrouw worden gedaan, alsmede indien de vrouw eerst omstreeks het tijdstip van haar bevalling de leeftijd van zestien jaren zal hebben bereikt. In dat geval wordt op het verzoek niet eerder dan na de bevalling of, indien de vrouw op dat tijdstip nog geen zestien jaar is, nadat zij die leeftijd heeft bereikt, beslist.

Dit lid geeft aan dat het verzoek tot meerderjarigverklaring ook reeds voor de bevalling kan worden ingediend, hetzij door de vrouw zelf, hetzij ten behoeve van haar. Dit is ook mogelijk indien de vrouw pas rond het tijdstip van haar bevalling de leeftijd van zestien jaren zal bereiken. De kinderrechter zal in dat geval niet eerder op het verzoek beslissen dan na de bevalling. Indien de vrouw op het tijdstip van de bevalling nog geen zestien jaar is, wordt pas op het verzoek beslist nadat zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt.

4. De kinderrechter willigt het verzoek slechts in, indien hij dit in het belang van de moeder en haar kind wenselijk oordeelt. Indien een ander met het gezag is belast, wordt de moeder daarmee belast.

Dit lid bepaalt dat de kinderrechter het verzoek tot meerderjarigverklaring alleen zal inwilligen indien hij van oordeel is dat dit wenselijk is in het belang van de moeder en haar kind. Indien een ander persoon of een andere instantie op dat moment met het gezag over het kind is belast, dan wordt de moeder, na de meerderjarigverklaring, met het gezag belast.

5. De minderjarige vrouw is bekwaam in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen.

Dit lid stelt dat de minderjarige vrouw in het kader van deze procedure de bevoegdheid heeft om zelfstandig in rechte op te treden, bijvoorbeeld door het indienen van het verzoek of het voeren van verweer, en om beroep aan te tekenen tegen een uitspraak van de kinderrechter.