Artikel 245 (Gezag minderjarigen: definitie, soorten, reikwijdte)
1. Minderjarigen staan onder gezag.
2. Onder gezag wordt verstaan ouderlijk gezag dan wel voogdij.
3. Ouderlijk gezag wordt door de ouders gezamenlijk of door één ouder uitgeoefend. Voogdij wordt door een ander dan een ouder uitgeoefend.
4. Het gezag heeft betrekking op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte.
5. Het gezag van de ouder die dit krachtens artikel 253sa of krachtens een rechterlijke beslissing overeenkomstig artikel 253t samen met een ander dan een ouder uitoefent, wordt aangemerkt als ouderlijk gezag dat door ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend, tenzij uit een wettelijke bepaling het tegendeel voortvloeit.
Uitleg in duidelijke taal
1. Minderjarigen staan onder gezag.
Dit lid stelt dat personen die nog niet de meerderjarige leeftijd hebben bereikt, onder gezag staan.
2. Onder gezag wordt verstaan ouderlijk gezag dan wel voogdij.
Dit lid definieert 'gezag' als ofwel 'ouderlijk gezag' ofwel 'voogdij'.
3. Ouderlijk gezag wordt door de ouders gezamenlijk of door één ouder uitgeoefend. Voogdij wordt door een ander dan een ouder uitgeoefend.
Dit lid specificeert dat 'ouderlijk gezag' wordt uitgeoefend door de ouders samen (gezamenlijk) of door één van de ouders. 'Voogdij' wordt daarentegen uitgeoefend door een persoon die niet een ouder is.
4. Het gezag heeft betrekking op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte.
Dit lid omschrijft waar het gezag betrekking op heeft. Het gezag omvat zorg en beslissingen aangaande de persoon van de minderjarige, het beheer (bewind) over het vermogen van de minderjarige, en de vertegenwoordiging van de minderjarige bij burgerlijke handelingen. Deze vertegenwoordiging geldt zowel binnen gerechtelijke procedures (in rechte) als daarbuiten (buiten rechte).
5. Het gezag van de ouder die dit krachtens artikel 253sa of krachtens een rechterlijke beslissing overeenkomstig artikel 253t samen met een ander dan een ouder uitoefent, wordt aangemerkt als ouderlijk gezag dat door ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend, tenzij uit een wettelijke bepaling het tegendeel voortvloeit.
Dit lid bepaalt dat wanneer een ouder het gezag uitoefent samen met een persoon die niet de ouder is, op grond van (krachtens) artikel 253sa of op grond van een rechterlijke beslissing die in overeenstemming is met artikel 253t, dit gezag wordt beschouwd (aangemerkt) als 'ouderlijk gezag' dat door ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend. Een uitzondering hierop is mogelijk als een wettelijke bepaling expliciet anders stelt (uit een wettelijke bepaling het tegendeel voortvloeit).