Artikel 175 (Voortgezet woninggebruik na scheiding tafel en bed)
1. Op verzoek van een echtgenoot kan de rechter bij de beschikking houdende scheiding van tafel en bed of bij latere uitspraak bepalen dat, als die echtgenoot ten tijde van de inschrijving van de beschikking een woning bewoont die aan de andere echtgenoot uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, hij jegens de andere echtgenoot bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking, tegen een redelijke vergoeding voort te zetten.
2. Tegen hem kan een in dat tijdvak zonder zijn toestemming door de andere echtgenoot verrichte rechtshandeling niet worden tegengeworpen ten nadele van zijn in het vorige lid omschreven bevoegdheid.
3. Weigert hij zijn toestemming of is hij niet in staat zijn wil te verklaren, dan kan de rechtbank die in eerste aanleg over het verzoek tot scheiding van tafel en bed heeft beslist, op verzoek van de andere echtgenoot bepalen dat het vorige lid buiten toepassing blijft.
Uitleg in duidelijke taal
1. Op verzoek van een echtgenoot kan de rechter bij de beschikking houdende scheiding van tafel en bed of bij latere uitspraak bepalen dat, als die echtgenoot ten tijde van de inschrijving van de beschikking een woning bewoont die aan de andere echtgenoot uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, hij jegens de andere echtgenoot bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking, tegen een redelijke vergoeding voort te zetten.
Dit betekent dat de rechter, op verzoek van een van de echtgenoten, in de beschikking waarin de scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken of in een latere uitspraak, kan bepalen dat de verzoekende echtgenoot de woning mag blijven bewonen. Dit geldt indien die echtgenoot de woning bewoonde op het moment dat de beschikking werd ingeschreven en de woning (mede) eigendom is van de andere echtgenoot of aan de andere echtgenoot ten gebruike toekomt. De echtgenoot is dan bevoegd om de bewoning en het gebruik van de woning en de daarbij behorende inboedel gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking voort te zetten, tegen betaling van een redelijke vergoeding aan de andere echtgenoot.
2. Tegen hem kan een in dat tijdvak zonder zijn toestemming door de andere echtgenoot verrichte rechtshandeling niet worden tegengeworpen ten nadele van zijn in het vorige lid omschreven bevoegdheid.
Dit betekent dat een rechtshandeling die de andere echtgenoot in de periode van zes maanden verricht zonder toestemming van de echtgenoot die in de woning verblijft, niet tegen deze laatste kan worden ingeroepen als dit nadelig is voor zijn in lid 1 omschreven recht om de woning te bewonen en te gebruiken.
3. Weigert hij zijn toestemming of is hij niet in staat zijn wil te verklaren, dan kan de rechtbank die in eerste aanleg over het verzoek tot scheiding van tafel en bed heeft beslist, op verzoek van de andere echtgenoot bepalen dat het vorige lid buiten toepassing blijft.
Dit betekent dat indien de echtgenoot die in de woning verblijft zijn toestemming weigert voor een rechtshandeling van de andere echtgenoot, of als hij niet in staat is zijn wil daarover te uiten, de rechtbank die in eerste instantie over het verzoek tot scheiding van tafel en bed heeft geoordeeld, op verzoek van de andere echtgenoot kan beslissen dat de bescherming van lid 2 niet van toepassing is.