Burgerlijk Wetboek Boek 7

1. Indien het in geld vastgestelde loon afhankelijk is van de uitkomsten van de te verrichten arbeid, houdt de werkgever de betalingstermijnen aan die gelden voor het naar tijdruimte vastgestelde loon voor vergelijkbare arbeid, tenzij met inachtneming van artikel 623 andere termijnen zijn overeengekomen.

Dit betekent dat wanneer het loon dat in geld is vastgesteld, afhangt van de resultaten (uitkomsten) van het werk dat de werknemer moet verrichten, de werkgever dezelfde betalingstermijnen moet gebruiken als die van toepassing zijn op loon dat per tijdseenheid (naar tijdruimte vastgesteld) wordt betaald voor soortgelijk werk. Een uitzondering hierop is als er, rekening houdend met de bepalingen van artikel 623, andere betalingstermijnen zijn afgesproken.

2. Indien op de betaaldag het bedrag van het loon als genoemd in lid 1 nog niet te bepalen is, is de werkgever verplicht tot voldoening van een voorschot ten bedrage van het loon waarop de werknemer gemiddeld per betalingstermijn aanspraak kon maken over de drie maanden voorafgaande aan de betaaldag of, indien dat niet mogelijk is, ten bedrage van het voor vergelijkbare arbeid gebruikelijke loon.

Dit houdt in dat als op de geplande betaaldag het exacte bedrag van het loon, zoals omschreven in lid 1 (loon afhankelijk van werkresultaten), nog niet kan worden vastgesteld, de werkgever verplicht is een voorschot uit te betalen. De hoogte van dit voorschot moet gelijk zijn aan het gemiddelde loon waar de werknemer per betalingstermijn recht op had (aanspraak kon maken) gedurende de drie maanden direct voorafgaand aan de betaaldag. Mocht dit niet vast te stellen zijn, dan moet het voorschot gelijk zijn aan het loon dat gangbaar is voor vergelijkbare arbeid.

3. Schriftelijk kan worden overeengekomen dat het voorschot op een lager bedrag wordt gesteld, maar niet op minder dan drie vierde van het gemiddelde loon over drie maanden voorafgaande aan de betaaldag onderscheidenlijk van het voor vergelijkbare arbeid gebruikelijke loon.

Dit betekent dat partijen schriftelijk kunnen afspreken dat het voorschot lager is dan normaal. Dit lagere voorschot mag echter niet minder bedragen dan driekwart (drie vierde) van het gemiddelde loon dat de werknemer ontving in de drie maanden vóór de betaaldag, of, als dat niet van toepassing is (onderscheidenlijk), driekwart van het loon dat gebruikelijk is voor vergelijkbare arbeid.

4. Voor zover het in geld vastgestelde loon bestaat in een bedrag dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven dat uit de boeken, bescheiden of andere gegevensdragers van de werkgever moet kunnen blijken, is de werkgever tot voldoening verplicht telkens wanneer het bedrag van dat loon kan worden bepaald, met dien verstande dat ten minste eenmaal per jaar voldoening plaatsvindt.

Dit betekent dat als het in geld vastgestelde loon (deels) bestaat uit een bedrag dat afhangt van bepaalde informatie (enig gegeven) die af te leiden moet zijn uit de administratie (boeken, bescheiden of andere gegevensdragers) van de werkgever, de werkgever verplicht is dit loon uit te betalen (tot voldoening verplicht) zodra het bedrag van dat loon kan worden vastgesteld. Hierbij geldt (met dien verstande dat) dat deze uitbetaling minstens één keer per jaar moet plaatsvinden.

5. Slechts aan de werknemer komt de bevoegdheid toe om ter vernietiging van een beding dat afwijkt van dit artikel, een beroep op de vernietigingsgrond te doen.

Dit betekent dat uitsluitend de werknemer het recht heeft (de bevoegdheid toe komt) om een afspraak (beding) die in strijd is met de bepalingen van dit artikel, ongeldig te laten verklaren (te vernietigen) door zich te beroepen op de reden die de wet daarvoor geeft (vernietigingsgrond).