Artikel 307 (Machtiging indeplaatsstelling huurder bedrijfsoverdracht)
1. Indien overdracht door de huurder aan een derde van het in het gehuurde door de huurder zelf of een ander uitgeoefende bedrijf gewenst wordt, kan de huurder vorderen dat hij gemachtigd wordt om die derde als huurder in zijn plaats te stellen.
2. De rechter beslist met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen, indien de huurder of de ander die het bedrijf uitoefent, een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf en dat hij haar steeds afwijst, indien de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering.
3. De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien overdracht door de huurder aan een derde van het in het gehuurde door de huurder zelf of een ander uitgeoefende bedrijf gewenst wordt, kan de huurder vorderen dat hij gemachtigd wordt om die derde als huurder in zijn plaats te stellen.
Dit lid bepaalt dat wanneer een huurder het bedrijf, dat hijzelf of een ander in de gehuurde ruimte uitoefent, wenst over te dragen aan een derde, de huurder kan vorderen dat de rechter hem machtigt om die derde als huurder in zijn plaats te stellen. Met andere woorden, de huurder kan bij de rechter een verzoek indienen om toestemming te krijgen de huurovereenkomst over te dragen aan de koper van het bedrijf.
2. De rechter beslist met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen, indien de huurder of de ander die het bedrijf uitoefent, een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf en dat hij haar steeds afwijst, indien de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering.
De rechter neemt een beslissing waarbij hij alle relevante omstandigheden van het specifieke geval in overweging neemt. De rechter kan de vordering tot indeplaatsstelling echter alleen toewijzen als aan twee voorwaarden is voldaan: ten eerste moet de huurder (of de persoon die het bedrijf daadwerkelijk uitoefent) een zwaarwichtig belang hebben bij de overdracht van het bedrijf. Ten tweede, en dit is een afwijzingsgrond, wijst de rechter de vordering steeds af indien de voorgestelde nieuwe huurder niet voldoende waarborgen kan bieden dat hij de huurovereenkomst volledig zal nakomen en het bedrijf op een behoorlijke wijze zal voeren.
3. De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen.
Dit lid geeft de rechter de bevoegdheid om aan de verleende machtiging (de toestemming voor indeplaatsstelling) specifieke voorwaarden te verbinden of een bepaalde verplichting (last) op te leggen aan een of beide partijen.