Burgerlijk Wetboek Boek 7

1. De verhuurder is verplicht op verlangen van de huurder gebreken te verhelpen, tenzij dit onmogelijk is of uitgaven vereist die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet van de verhuurder zijn te vergen.

Dit betekent letterlijk dat de verhuurder de plicht heeft (verplicht) om, wanneer de huurder daarom verzoekt (op verlangen van de huurder), gebreken te verhelpen. Deze verplichting geldt echter niet (tenzij) als het verhelpen onmogelijk is of als dit uitgaven vereist die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet van de verhuurder zijn te vergen.

2. Deze verplichting geldt niet ten aanzien van de kleine herstellingen tot het verrichten waarvan de huurder krachtens artikel 217 verplicht is, en ten aanzien van gebreken voor het ontstaan waarvan de huurder jegens de verhuurder aansprakelijk is.

Dit betekent letterlijk dat deze verplichting (de herstelplicht van de verhuurder uit lid 1) niet geldt ten aanzien van de kleine herstellingen die de huurder krachtens artikel 217 verplicht is te verrichten. Ook geldt de verplichting niet ten aanzien van gebreken voor het ontstaan waarvan de huurder jegens de verhuurder aansprakelijk is.

3. Is de verhuurder met het verhelpen in verzuim, dan kan de huurder dit verhelpen zelf verrichten en de daarvoor gemaakte kosten, voor zover deze redelijk waren, op de verhuurder verhalen, desgewenst door deze in mindering van de huurprijs te brengen. Hiervan kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.

Dit betekent letterlijk: Is de verhuurder met het verhelpen in verzuim (dus als de verhuurder nalaat de gebreken te herstellen terwijl hij daartoe verplicht is en in gebreke is gesteld), dan kan de huurder dit verhelpen zelf verrichten. De huurder mag dan de daarvoor gemaakte kosten, voor zover deze redelijk waren, op de verhuurder verhalen. De huurder mag deze kosten desgewenst ... in mindering van de huurprijs ... brengen. Van deze regel (Hiervan) kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.