Artikel 89 (Erfpachter genot bestemming wegneemrecht)
1. Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de erfpachter hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar.
2. Hij mag echter zonder toestemming van de eigenaar niet een andere bestemming aan de zaak geven of een handeling in strijd met de bestemming van de zaak verrichten.
3. Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de erfpachter, zowel tijdens de duur van de erfpacht als bij het einde daarvan, de bevoegdheid gebouwen, werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger onverplicht zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen, weg te nemen, mits hij de in erfpacht gegeven zaak in de oude toestand terugbrengt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de erfpachter hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar.
Dit betekent dat, tenzij in de officiële akte waarmee de erfpacht is gevestigd iets anders staat, de erfpachter de zaak op dezelfde manier mag gebruiken en ervan mag genieten alsof hij de eigenaar is.
2. Hij mag echter zonder toestemming van de eigenaar niet een andere bestemming aan de zaak geven of een handeling in strijd met de bestemming van de zaak verrichten.
De erfpachter mag echter niet zonder voorafgaande toestemming van de eigenaar de afgesproken functie of het afgesproken gebruik (de bestemming) van de zaak veranderen. Ook mag hij geen handelingen verrichten die in strijd zijn met deze bestemming.
3. Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de erfpachter, zowel tijdens de duur van de erfpacht als bij het einde daarvan, de bevoegdheid gebouwen, werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger onverplicht zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen, weg te nemen, mits hij de in erfpacht gegeven zaak in de oude toestand terugbrengt.
Tenzij in de akte van vestiging anders is afgesproken, heeft de erfpachter het recht om gebouwen, werken (constructies) en beplantingen te verwijderen. Dit recht geldt zowel gedurende de looptijd van de erfpacht als wanneer deze eindigt. Het betreft zaken die de erfpachter zelf, of een vorige erfpachter (rechtsvoorganger), zonder daartoe verplicht te zijn heeft aangebracht, of die hij tegen betaling van de waarde van de eigenaar heeft overgenomen. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de erfpachter de zaak (het perceel of de onroerende zaak) weer in de oorspronkelijke staat herstelt, zoals deze was voordat de betreffende gebouwen, werken of beplantingen werden aangebracht.