Artikel 16 (Eigendom door zaaksvorming roerende zaken)
1. Indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt, wordt deze eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Behoorden deze toe aan verschillende eigenaars, dan zijn de vorige twee artikelen van overeenkomstige toepassing.
2. Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.
3. Bij het verwerken van stoffen tot een nieuwe stof of het kweken van planten zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt, wordt deze eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Behoorden deze toe aan verschillende eigenaars, dan zijn de vorige twee artikelen van overeenkomstige toepassing.
Dit lid bepaalt dat als een persoon een nieuwe zaak maakt uit een of meer roerende zaken, de eigenaar van de oorspronkelijke zaak of zaken ook eigenaar wordt van de nieuwe zaak. Indien de oorspronkelijke zaken aan verschillende eigenaren toebehoorden, dan zijn de regels uit de twee voorgaande artikelen (artikel 5:14 BW en 5:15 BW) op een vergelijkbare manier van toepassing (van overeenkomstige toepassing).
2. Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.
Dit lid stelt dat wanneer een persoon voor zichzelf een zaak creëert (vormt) of laat creëren (doet vormen), waarbij hij (mede) gebruikmaakt van een of meer roerende zaken die niet zijn eigendom zijn (hem niet toebehorende), deze persoon eigenaar wordt van de nieuwe zaak. Een uitzondering hierop is als de kosten die gemoeid zijn met het vormen van de nieuwe zaak (kosten van de vorming) zo gering zijn (geringe omvang) dat dit de eigendomsverkrijging niet rechtvaardigt.
3. Bij het verwerken van stoffen tot een nieuwe stof of het kweken van planten zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.
Dit lid geeft aan dat de bepalingen van de voorgaande leden (lid 1 en lid 2 van dit artikel) op een vergelijkbare wijze gelden (van overeenkomstige toepassing zijn) voor het proces waarbij stoffen worden omgezet in een nieuwe stof, en ook voor het kweken van planten.