Artikel 212 (Bevoegdheid vruchtgebruiker tot beschikken over goederen)
1. Voor zover de aan een vruchtgebruik onderworpen goederen bestemd zijn om vervreemd te worden, is de vruchtgebruiker tot vervreemding overeenkomstig hun bestemming bevoegd.
2. Bij de vestiging van het vruchtgebruik kan aan de vruchtgebruiker de bevoegdheid worden gegeven ook over andere dan de in het vorige lid genoemde goederen te beschikken. Ten aanzien van deze goederen vinden de artikelen 208, 210 lid 2 en 217 lid 2, en 3, tweede zin, en lid 4, geen toepassing.
3. In andere gevallen mag een vruchtgebruiker slechts vervreemden of bezwaren met toestemming van de hoofdgerechtigde of machtiging van de kantonrechter. De machtiging wordt alleen gegeven, wanneer het belang van de vruchtgebruiker of de hoofdgerechtigde door de vervreemding of bezwaring wordt gediend en het belang van de ander daardoor niet wordt geschaad.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voor zover de aan een vruchtgebruik onderworpen goederen bestemd zijn om vervreemd te worden, is de vruchtgebruiker tot vervreemding overeenkomstig hun bestemming bevoegd.
Dit betekent dat, in de mate dat de goederen waarop een vruchtgebruik rust, bedoeld zijn om te worden vervreemd, de vruchtgebruiker de bevoegdheid heeft om deze goederen te vervreemden in lijn met die bedoeling.
2. Bij de vestiging van het vruchtgebruik kan aan de vruchtgebruiker de bevoegdheid worden gegeven ook over andere dan de in het vorige lid genoemde goederen te beschikken. Ten aanzien van deze goederen vinden de artikelen 208, 210 lid 2 en 217 lid 2, en 3, tweede zin, en lid 4, geen toepassing.
Dit houdt in dat wanneer het vruchtgebruik wordt gevestigd, de vruchtgebruiker de bevoegdheid kan krijgen om ook te beschikken over andere goederen dan die bedoeld in het eerste lid. Voor deze specifieke goederen zijn de artikelen 208, 210 lid 2 en 217 lid 2, en 3, tweede zin, en lid 4 niet van toepassing.
3. In andere gevallen mag een vruchtgebruiker slechts vervreemden of bezwaren met toestemming van de hoofdgerechtigde of machtiging van de kantonrechter. De machtiging wordt alleen gegeven, wanneer het belang van de vruchtgebruiker of de hoofdgerechtigde door de vervreemding of bezwaring wordt gediend en het belang van de ander daardoor niet wordt geschaad.
Dit bepaalt dat in alle andere situaties een vruchtgebruiker goederen alleen mag vervreemden of bezwaren als de hoofdgerechtigde hiervoor toestemming geeft, of als de kantonrechter een machtiging verleent. De kantonrechter verleent deze machtiging uitsluitend indien de vervreemding of bezwaring in het belang is van de vruchtgebruiker of de hoofdgerechtigde, en het belang van de andere partij hierdoor niet wordt geschaad.