Terug naar bibliotheek
Boek 2. Rechtspersonen
Titel 8. Geschillenregeling en het recht van enquête
Afdeling 1. Geschillenregeling
Artikel 343c

Artikel 343c (Prijsvaststelling aandelen Ondernemingskamer)

Laatste versie

1. Bestaat tussen een aandeelhouder en een of meer van zijn mede-aandeelhouders of de vennootschap overeenstemming dat de aandeelhouder zijn aandelen zal overdragen tegen gelijktijdige betaling van een nader vast te stellen prijs, dan kunnen zij de ondernemingskamer gezamenlijk verzoeken de prijs van de aandelen te doen vaststellen. Het verzoek kan ook worden gedaan door één der partijen, mits de andere partij in zijn verweerschrift verklaart zich daartegen niet te verzetten.

2. Partijen kunnen de ondernemingskamer verzoeken bij de benoeming van de deskundige of deskundigen bepaalde aanwijzingen te geven over de in acht te nemen waarderingsmaatstaf, de datum waartegen gewaardeerd moet worden en andere omstandigheden waarmee bij de waardering rekening moet worden gehouden. Voorzover partijen niet eenstemmig zijn, beslist de ondernemingskamer naar billijkheid.

3. De artikelen 343 lid 2, in dier voege dat de in dat lid genoemde leden 6 en 7 van artikel 336a niet van toepassing zijn, lid 6 en 343a zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

4. Indien partijen in het verzoekschrift dan wel overeenkomstig lid 1, tweede zin, verklaren dat zij omtrent de prijs van de aandelen een bericht van deskundigen wensen dat tussen hen de werking van een vaststellingsovereenkomst zal hebben, zijn de wettelijke bepalingen betreffende het voorlopig deskundigenbericht voorzoveel nodig van overeenkomstige toepassing. Een partij kan op artikel 904 lid 1 van Boek 7 slechts een beroep doen gedurende vier weken vanaf de verzending van het voorlopig deskundigenbericht aan die partij door de griffier op de voet van artikel 190 lid 4 in verband met artikel 202 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Bij toepassing van artikel 904 lid 2 van Boek 7 is de ondernemingskamer bevoegd. Zij beslist ook op verzoek van een partij over geschillen betreffende de uitvoering van de overdracht.

5. Tegen beslissingen van de ondernemingskamer als bedoeld in dit artikel staat geen hogere voorziening open.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. Bestaat tussen een aandeelhouder en een of meer van zijn mede-aandeelhouders of de vennootschap overeenstemming dat de aandeelhouder zijn aandelen zal overdragen tegen gelijktijdige betaling van een nader vast te stellen prijs, dan kunnen zij de ondernemingskamer gezamenlijk verzoeken de prijs van de aandelen te doen vaststellen. Het verzoek kan ook worden gedaan door één der partijen, mits de andere partij in zijn verweerschrift verklaart zich daartegen niet te verzetten.

Dit lid bepaalt dat indien er tussen een aandeelhouder en een of meer van zijn mede-aandeelhouders of de vennootschap overeenstemming is dat de aandeelhouder zijn aandelen zal overdragen tegen een gelijktijdige betaling van een prijs die nog moet worden vastgesteld, zij de ondernemingskamer gezamenlijk kunnen verzoeken om de prijs van de aandelen te laten vaststellen. Het verzoek kan ook door één van de partijen worden gedaan, op voorwaarde dat de andere partij in zijn verweerschrift verklaart dat zij zich niet tegen het verzoek verzet.

2. Partijen kunnen de ondernemingskamer verzoeken bij de benoeming van de deskundige of deskundigen bepaalde aanwijzingen te geven over de in acht te nemen waarderingsmaatstaf, de datum waartegen gewaardeerd moet worden en andere omstandigheden waarmee bij de waardering rekening moet worden gehouden. Voorzover partijen niet eenstemmig zijn, beslist de ondernemingskamer naar billijkheid.

Dit lid stelt dat partijen de ondernemingskamer kunnen verzoeken om bij de benoeming van de deskundige of deskundigen specifieke aanwijzingen te geven. Deze aanwijzingen betreffen de waarderingsmaatstaf die in acht moet worden genomen, de datum waartegen de waardering moet plaatsvinden, en andere omstandigheden waarmee bij de waardering rekening moet worden gehouden. Voor zover partijen het hierover niet eens zijn, beslist de ondernemingskamer naar billijkheid.

3. De artikelen 343 lid 2, in dier voege dat de in dat lid genoemde leden 6 en 7 van artikel 336a niet van toepassing zijn, lid 6 en 343a zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Dit lid geeft aan dat artikel 343 lid 2 (waarbij geldt dat de in dat lid genoemde leden 6 en 7 van artikel 336a niet van toepassing zijn), lid 6 van artikel 343, en artikel 343a zoveel mogelijk op een vergelijkbare manier van toepassing zijn.

4. Indien partijen in het verzoekschrift dan wel overeenkomstig lid 1, tweede zin, verklaren dat zij omtrent de prijs van de aandelen een bericht van deskundigen wensen dat tussen hen de werking van een vaststellingsovereenkomst zal hebben, zijn de wettelijke bepalingen betreffende het voorlopig deskundigenbericht voorzoveel nodig van overeenkomstige toepassing. Een partij kan op artikel 904 lid 1 van Boek 7 slechts een beroep doen gedurende vier weken vanaf de verzending van het voorlopig deskundigenbericht aan die partij door de griffier op de voet van artikel 190 lid 4 in verband met artikel 202 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Bij toepassing van artikel 904 lid 2 van Boek 7 is de ondernemingskamer bevoegd. Zij beslist ook op verzoek van een partij over geschillen betreffende de uitvoering van de overdracht.

Dit lid bepaalt dat als partijen in het verzoekschrift, of in lijn met de tweede zin van lid 1, verklaren dat zij met betrekking tot de prijs van de aandelen een deskundigenbericht wensen dat tussen hen de kracht van een vaststellingsovereenkomst zal hebben, de wettelijke bepalingen over het voorlopig deskundigenbericht voor zover nodig op een vergelijkbare manier van toepassing zijn. Een partij kan slechts een beroep doen op artikel 904 lid 1 van Boek 7 binnen een termijn van vier weken, beginnend vanaf de dag dat de griffier het voorlopig deskundigenbericht aan die partij heeft verzonden, overeenkomstig artikel 190 lid 4 in samenhang met artikel 202 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Wanneer artikel 904 lid 2 van Boek 7 wordt toegepast, is de ondernemingskamer bevoegd. De ondernemingskamer beslist ook, op verzoek van een partij, over geschillen die gaan over de uitvoering van de overdracht.

5. Tegen beslissingen van de ondernemingskamer als bedoeld in dit artikel staat geen hogere voorziening open.

Dit lid stelt dat tegen beslissingen die de ondernemingskamer neemt op grond van dit artikel, geen hoger beroep of cassatie (hogere voorziening) mogelijk is.

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

1 uitspraak gevonden