Burgerlijk Wetboek Boek 1

1. Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, kan de kantonrechter te zijnen behoeve een mentorschap instellen.

Dit betekent letterlijk: Als een persoon die meerderjarig is, door zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid tijdelijk of voor langere tijd (duurzaam) niet in staat is of het voor hem bemoeilijkt wordt om zijn belangen die niet over geld of goederen gaan (van niet-vermogensrechtelijke aard) zelf op een goede manier (behoorlijk) te behartigen (waar te nemen), dan kan de kantonrechter voor die persoon (te zijnen behoeve) een mentorschap instellen.

2. Indien te verwachten is dat een minderjarige op het tijdstip waarop hij meerderjarig zal worden, in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren, kan het mentorschap reeds voor de meerderjarigheid worden ingesteld.

Dit betekent letterlijk: Als verwacht wordt dat een persoon die nog minderjarig is, op het moment dat hij meerderjarig wordt, zich zal bevinden in de toestand zoals omschreven in het eerste lid (namelijk dat hij als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand zijn niet-vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk zelf kan waarnemen), dan kan het mentorschap al ingesteld worden voordat die persoon meerderjarig is.

3. Het mentorschap kan eveneens worden ingesteld, indien te verwachten is dat een meerderjarige binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.

Dit betekent letterlijk: Het mentorschap kan ook worden ingesteld als de verwachting bestaat dat een meerderjarige persoon binnen een redelijk korte en te overziene periode (binnen afzienbare tijd) in de toestand zal komen te verkeren zoals omschreven in het eerste lid.

4. De rechter bij wie een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging als bedoeld in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten dan wel een zorgmachtiging of een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg aanhangig is, is tevens bevoegd tot kennisneming van een verzoek tot instelling van een mentorschap.

Dit betekent letterlijk: De rechter bij wie een verzoek in behandeling is (aanhangig is) voor het afgeven (verlenen) van een rechterlijke machtiging zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, of een zorgmachtiging, of een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel zoals bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, is ook (tevens) bevoegd om kennis te nemen van een verzoek tot het instellen van een mentorschap en daarover te beslissen.