Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk II. Opneming
§ 1. Voorlopige machtiging
Artikel 9

Artikel 9

Laatste versie

1. De rechter beslist zo spoedig mogelijk. Indien het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging betrekking heeft op een persoon die reeds in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, beslist de rechter in elk geval binnen drie weken na het indienen van het verzoekschrift.

2. De griffier zendt een afschrift van de beschikking inzake de machtiging aan:

a. de betrokkene; b. de raadsman van de betrokkene; c. de ouders die het gezag uitoefenen, de voogd, de curator of de mentor; d. de echtgenoot van de betrokkene of degene door wie de betrokkene wordt verzorgd; e. de verzoeker indien deze niet is een der onder c of d genoemde personen; f. de officier van justitie.

3. Van een beschikking waarbij op het verzoek tot het verlenen van de voorlopige machtiging afwijzend wordt beslist, geeft de griffier tevens kennis aan de huisarts van de betrokkene en aan de inspecteur.

4. Bij de kennisgeving aan de huisarts en de inspecteur, bedoeld in het derde lid, voegt de griffier afschrift van de geneeskundige verklaring, bedoeld in artikel 5.

5. Tegen de beschikking op een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging staat geen hoger beroep open.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2020]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2711 - Wet Bopz: Einde machtiging maakt voorwaardelijk ontslag definitief - 24 november 2016

ECLI:NL:HR:2016:271124 november 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een voorwaardelijk ontslag wordt definitief wanneer de onderliggende machtiging tot voortgezet verblijf verstrijkt. Het indienen van een verzoek voor een *voorwaardelijke* machtiging verlengt de oude machtiging niet. De geneesheer-directeur kan het ontslag dan niet meer intrekken en een machtiging tot voortgezet verblijf is onmogelijk.

Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:1040 - Wet Bopz: Termijn conversie voorwaardelijke machtiging na afloop geldigheidsduur - 24 oktober 2013

ECLI:NL:HR:2013:104024 oktober 2013Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De bevoegdheid van de geneesheer-directeur om op grond van art. 14d Wet Bopz een voorwaardelijke machtiging om te zetten in een onvrijwillige opneming, vervalt vier weken na afloop van die machtiging, ook als er tijdig een verzoek tot verlenging is ingediend en de wet geen beslistermijn stelt.

Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BW0404 - Wet Bopz: Termijnoverschrijding door rechtbank leidt niet tot nietigheid beschikking - 29 maart 2012

ECLI:NL:HR:2012:BW040429 maart 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat de overschrijding van de wettelijke beslistermijn van drie weken (art. 49 lid 9 Wet Bopz) door de rechtbank niet leidt tot nietigheid van de beschikking. Dit is geen schending van een zo essentieel procedurevoorschrift dat nietigheid uit de aard ervan voortvloeit.

Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ6381 - Hoge Raad - 4 april 2013

ECLI:NL:HR:2013:BZ63814 april 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3346 - Onwettige vrijheidsbeneming na overschrijding beslistermijn belet nieuwe voorlopige machtiging niet - 19 november 2015

ECLI:NL:HR:2015:334619 november 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een periode van onwettige vrijheidsbeneming, ontstaan doordat de rechter de beslistermijn voor voortzetting van een inbewaringstelling overschrijdt, staat niet in de weg aan het verlenen van een nieuwe, zelfstandig verzochte voorlopige machtiging. Deze nieuwe machtiging kan voor de volledige wettelijke duur worden verleend.

Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BL2278 - Hoge Raad - 11 maart 2010

ECLI:NL:HR:2010:BL227811 maart 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BB9132 - Hoge Raad - 20 december 2007

ECLI:NL:HR:2007:BB913220 december 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak