Artikel 35
1. Indien degene ten aanzien van wie door de officier van justitie een verzoek is gedaan tot het verlenen van een der machtigingen als bedoeld in dit hoofdstuk, dan wel tot het geven van een beslissing inzake ontslag als bedoeld in artikel 49, derde of tiende lid, nadeel heeft geleden doordat de rechter of de officier van justitie een der bepalingen, vervat in dit hoofdstuk of in artikel 49, niet in acht heeft genomen, kent de rechter deze op verzoek van betrokkene een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe ten laste van de Staat.
2. Het verzoek tot schadevergoeding kan worden gedaan bij een zelfstandig verzoek bij een verweerschrift als bedoeld in artikel 282, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of bij een desbetreffend verzoekschrift ter gelegenheid van het verhoor van de betrokkene dan wel bij een afzonderlijk verzoekschrift, binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene redelijkerwijs bekend kon zijn met de schending van het voorschrift waarop zijn verzoek betrekking heeft, of, indien in beroep in cassatie over die schending is geklaagd, binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking van de Hoge Raad.
3. Indien het verzoek tot schadevergoeding wordt ingediend bij verzoekschrift ter gelegenheid van het verhoor van de betrokkene is artikel 282, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:1806 - Wvggz: De reikwijdte van de hoorplicht van de burgemeester bij een crisismaatregel - 19 november 2020
De Hoge Raad verduidelijkt de hoorplicht van de burgemeester bij een Wvggz-crisismaatregel. De burgemeester mag de vaststelling of een betrokkene gehoord kan worden aan een deskundige derde overlaten, maar moet de gronden daarvoor verifiëren en verantwoorden. Rechtsbijstand en schadevergoeding worden apart beoordeeld.
ECLI:NL:HR:1996:ZC2229 - Hoge Raad - 12 december 1996
ECLI:NL:HR:2011:BT7590 - Hoge Raad - 13 oktober 2011
ECLI:NL:HR:2015:926 - Schadevergoeding bij termijnoverschrijding beslissing gedwongen opname Wet Bopz - 9 april 2015
Bij overschrijding van de beslistermijn voor een machtiging tot gedwongen opname (Wet Bopz) is de door de betrokkene gestelde onzekerheid en spanning voldoende om nadeel aannemelijk te maken. Dit geeft op grond van art. 35 Wet Bopz recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
ECLI:NL:HR:2019:413 - Toerekening vertraging bij termijnoverschrijding beslissing vrijheidsbeneming (Bopz) - 21 maart 2019
Een overschrijding van de beslistermijn voor een vrijheidsbenemende maatregel leidt niet tot schadevergoeding als de vertraging aan de betrokkene toerekenbaar is. Dit is het geval wanneer de betrokkene zonder goede grond om aanhouding verzoekt, bijvoorbeeld voor het aanleveren van niet-noodzakelijke gegevens.
ECLI:NL:HR:2013:1260 - Wet Bopz: beslistermijn na deskundigenbericht bij voortgezet verblijf - 14 november 2013
Indien in een Bopz-procedure op verzoek van betrokkene een deskundigenonderzoek wordt gelast, moet de rechtbank binnen vier weken na ontvangst van het deskundigenbericht beslissen op het verzoek tot voortgezet verblijf. Dit volgt uit de rechtsbescherming die art. 5 lid 4 EVRM beoogt te bieden.